Summary


Dutch

Detailed Translations for stijf maken from Dutch to Spanish

stijf maken:

stijf maken verbe (maak stijf, maakt stijf, maakte stijf, maakten stijf, stijf gemaakt)

  1. stijf maken (stijven)

Conjugations for stijf maken:

o.t.t.
  1. maak stijf
  2. maakt stijf
  3. maakt stijf
  4. maken stijf
  5. maken stijf
  6. maken stijf
o.v.t.
  1. maakte stijf
  2. maakte stijf
  3. maakte stijf
  4. maakten stijf
  5. maakten stijf
  6. maakten stijf
v.t.t.
  1. heb stijf gemaakt
  2. hebt stijf gemaakt
  3. heeft stijf gemaakt
  4. hebben stijf gemaakt
  5. hebben stijf gemaakt
  6. hebben stijf gemaakt
v.v.t.
  1. had stijf gemaakt
  2. had stijf gemaakt
  3. had stijf gemaakt
  4. hadden stijf gemaakt
  5. hadden stijf gemaakt
  6. hadden stijf gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal stijf maken
  2. zult stijf maken
  3. zal stijf maken
  4. zullen stijf maken
  5. zullen stijf maken
  6. zullen stijf maken
o.v.t.t.
  1. zou stijf maken
  2. zou stijf maken
  3. zou stijf maken
  4. zouden stijf maken
  5. zouden stijf maken
  6. zouden stijf maken
en verder
  1. ben stijf gemaakt
  2. bent stijf gemaakt
  3. is stijf gemaakt
  4. zijn stijf gemaakt
  5. zijn stijf gemaakt
  6. zijn stijf gemaakt
diversen
  1. maak stijf!
  2. maakt stijf!
  3. stijf gemaakt
  4. stijf makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stijf maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
agarrotar stijf maken; stijven binden; knevelen; knopen; strikken; vastbinden; vastmaken
anquilosarse stijf maken; stijven
atiesar stijf maken; stijven kazen
entumecerse stijf maken; stijven
poner rígido stijf maken; stijven
quedarse rígido stijf maken; stijven verstarren; verstenen; verstijven

Related Translations for stijf maken