Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. vermelden:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vermelden from Dutch to Spanish

vermelden:

vermelden verbe (vermeld, vermeldt, vermeldde, vermeldden, vermeld)

  1. vermelden (noemen; erbij zeggen)

Conjugations for vermelden:

o.t.t.
  1. vermeld
  2. vermeldt
  3. vermeldt
  4. vermelden
  5. vermelden
  6. vermelden
o.v.t.
  1. vermeldde
  2. vermeldde
  3. vermeldde
  4. vermeldden
  5. vermeldden
  6. vermeldden
v.t.t.
  1. heb vermeld
  2. hebt vermeld
  3. heeft vermeld
  4. hebben vermeld
  5. hebben vermeld
  6. hebben vermeld
v.v.t.
  1. had vermeld
  2. had vermeld
  3. had vermeld
  4. hadden vermeld
  5. hadden vermeld
  6. hadden vermeld
o.t.t.t.
  1. zal vermelden
  2. zult vermelden
  3. zal vermelden
  4. zullen vermelden
  5. zullen vermelden
  6. zullen vermelden
o.v.t.t.
  1. zou vermelden
  2. zou vermelden
  3. zou vermelden
  4. zouden vermelden
  5. zouden vermelden
  6. zouden vermelden
diversen
  1. vermeld!
  2. vermeldt!
  3. vermeld
  4. vermeldend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vermelden:

NounRelated TranslationsOther Translations
avisar aanschrijven; aanzeggen
llamar aanbellen; bellen; wegroepen
notificar aanschrijven; aanzeggen
VerbRelated TranslationsOther Translations
avisar erbij zeggen; noemen; vermelden aandienen; aangeven; aanschrijven; aanzeggen; afkondigen; bekendmaken; declareren; informeren; inlichten; kennis geven; konde doen; mening kenbaar maken; ontbieden; op de hoogte brengen; oproepen; proclameren; sommeren; tippen; van iets in kennis stellen; verkondigen; verwittigen; waarschuwen
citar erbij zeggen; noemen; vermelden aanhalen; afspreken; citeren; dagvaarden; iets overeenkomen; ontbieden; opnoemen; oproepen; opsommen; sommeren
hacer mención erbij zeggen; noemen; vermelden
llamar erbij zeggen; noemen; vermelden aanbellen; aanroepen; aanschrijven; aanzeggen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; door de telefoon praten; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; inroepen; inviteren; kennis geven; konde doen; laten komen; noemen; ontbieden; opbellen; oproepen; sommeren; telefoneren; telefoontje plegen; tevoorschijn roepen; vernoemen
mencionar erbij zeggen; noemen; vermelden aandienen; benoemen; bestempelen; betitelen; gewag maken van; gewagen; iets aankondigen; in aantocht zijn; informeren; inlichten; melding maken van; op de hoogte brengen; opnoemen; opsommen; tippen; van iets in kennis stellen; verwittigen; waarschuwen; zich aandienen; zich voordoen
nombrar erbij zeggen; noemen; vermelden aanbevelen; aanmerken; aanraden; aanstellen; benoemen; beroepen; bestempelen; betitelen; een naam geven; iemand recommanderen; in functie aanstellen; installeren; noemen; nomineren; op het oog hebben; vernoemen; voordragen
notificar erbij zeggen; noemen; vermelden afkondigen; aflezen; afroepen; bekend maken; bekendmaken; berichten; decreteren; informeren; meedelen; melden; ontbieden; openbaar maken; oplezen; oproepen; rapporteren; sommeren; uitvaardigen; verslag uitbrengen

Related Definitions for "vermelden":

  1. noemen of opschrijven1
    • hij vermeldt in zijn brief niet de precieze datum1

Wiktionary Translations for vermelden:


Cross Translation:
FromToVia
vermelden mencionar mention — make a short reference something
vermelden precisar; especificar name — to identify, define, specify
vermelden mencionar mentionnerciter, nommer ou indiquer, de vive voix ou par écrit.