Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. opgevuld:
  2. opvullen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for opgevuld from Dutch to French

opgevuld:


opvullen:

opvullen verbe (vul op, vult op, vulde op, vulden op, opgevuld)

  1. opvullen (farceren; vullen)
    remplir; farcir; bourrer; charger; gonfler
    • remplir verbe (remplis, remplit, remplissons, remplissez, )
    • farcir verbe (farcis, farcit, farcissons, farcissez, )
    • bourrer verbe (bourre, bourres, bourrons, bourrez, )
    • charger verbe (charge, charges, chargeons, chargez, )
    • gonfler verbe (gonfle, gonfles, gonflons, gonflez, )
  2. opvullen (vullen)
    remplir
    • remplir verbe (remplis, remplit, remplissons, remplissez, )

Conjugations for opvullen:

o.t.t.
  1. vul op
  2. vult op
  3. vult op
  4. vullen op
  5. vullen op
  6. vullen op
o.v.t.
  1. vulde op
  2. vulde op
  3. vulde op
  4. vulden op
  5. vulden op
  6. vulden op
v.t.t.
  1. heb opgevuld
  2. hebt opgevuld
  3. heeft opgevuld
  4. hebben opgevuld
  5. hebben opgevuld
  6. hebben opgevuld
v.v.t.
  1. had opgevuld
  2. had opgevuld
  3. had opgevuld
  4. hadden opgevuld
  5. hadden opgevuld
  6. hadden opgevuld
o.t.t.t.
  1. zal opvullen
  2. zult opvullen
  3. zal opvullen
  4. zullen opvullen
  5. zullen opvullen
  6. zullen opvullen
o.v.t.t.
  1. zou opvullen
  2. zou opvullen
  3. zou opvullen
  4. zouden opvullen
  5. zouden opvullen
  6. zouden opvullen
en verder
  1. is opgevuld
  2. zijn opgevuld
diversen
  1. vul op!
  2. vult op!
  3. opgevuld
  4. opvullend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opvullen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
bourrer farceren; opvullen; vullen ineen duwen; proppen; voleten; volmaken; volplempen; volpompen; volproppen; volschenken; volschransen; volstoppen; volstorten; volvreten; vullen
charger farceren; opvullen; vullen aandikken; aanklagen; aantijgen; beladen; belasten; beschuldigen; betichten; bevelen; bevrachten; bezwaren; commanderen; decreteren; gebieden; gelasten; geweer laden; gewicht toevoegen; incrimineren; inladen; insinueren; laden; op iets laden; opblazen; opdragen; opkloppen; opladen; opladen elektriciteit; opnieuw laden; opschroeven; overdreven voorstellen; overdrijven; ten laste leggen; verdacht maken; verdenken; verladen; verordenen; verzwaren; zwaarder maken
farcir farceren; opvullen; vullen
gonfler farceren; opvullen; vullen dik worden; doen zwellen; expanderen; laten exploderen; opblazen; opdrijven; openen; opschroeven; opzwellen; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uitzwellen; veel doen stijgen; verbreiden; vermeerderen; verruimen; verwijden; zwellen
remplir farceren; opvullen; vullen aanvullen; bedekken; bekleden; beslaan; bijvullen; completeren; invullen; overtrekken; ruimte innemen; toevoegen; volgieten; volgooien; volmaken; volplempen; volpompen; volschenken; volstorten; voltallig maken; vullen

Wiktionary Translations for opvullen:

opvullen
Cross Translation:
FromToVia
opvullen remplir fill — add contents to, so it is full
opvullen remplir fill up — make full