Dutch
Detailed Translations for rondleiden from Dutch to French
rondleiden:
-
rondleiden (begeleiden)
accompagner; conduire; escorter-
accompagner verbe (accompagne, accompagnes, accompagnons, accompagnez, accompagnent, accompagnais, accompagnait, accompagnions, accompagniez, accompagnaient, accompagnai, accompagnas, accompagna, accompagnâmes, accompagnâtes, accompagnèrent, accompagnerai, accompagneras, accompagnera, accompagnerons, accompagnerez, accompagneront)
-
conduire verbe (conduis, conduit, conduisons, conduisez, conduisent, conduisais, conduisait, conduisions, conduisiez, conduisaient, conduisis, conduisit, conduisîmes, conduisîtes, conduisirent, conduirai, conduiras, conduira, conduirons, conduirez, conduiront)
-
escorter verbe (escorte, escortes, escortons, escortez, escortent, escortais, escortait, escortions, escortiez, escortaient, escortai, escortas, escorta, escortâmes, escortâtes, escortèrent, escorterai, escorteras, escortera, escorterons, escorterez, escorteront)
-
Conjugations for rondleiden:
o.t.t.
- leid rond
- leidt rond
- leidt rond
- leiden rond
- leiden rond
- leiden rond
o.v.t.
- leidde rond
- leidde rond
- leidde rond
- leidden rond
- leidden rond
- leidden rond
v.t.t.
- heb rondgeleid
- hebt rondgeleid
- heeft rondgeleid
- hebben rondgeleid
- hebben rondgeleid
- hebben rondgeleid
v.v.t.
- had rondgeleid
- had rondgeleid
- had rondgeleid
- hadden rondgeleid
- hadden rondgeleid
- hadden rondgeleid
o.t.t.t.
- zal rondleiden
- zult rondleiden
- zal rondleiden
- zullen rondleiden
- zullen rondleiden
- zullen rondleiden
o.v.t.t.
- zou rondleiden
- zou rondleiden
- zou rondleiden
- zouden rondleiden
- zouden rondleiden
- zouden rondleiden
en verder
- ben rondgeleid
- bent rondgeleid
- is rondgeleid
- zijn rondgeleid
- zijn rondgeleid
- zijn rondgeleid
diversen
- leid rond!
- leidt rond!
- rondgeleid
- rondleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rondleiden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
accompagner | begeleiden; rondleiden | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; meerijden; vergezellen; volgen; wegbrengen |
conduire | begeleiden; rondleiden | aan het stuur zitten; aanvoeren; begeleiden; besturen; chaperonneren; escorteren; geleiden; karren; leiden; leiding geven; managen; meegaan; meelopen; meevoeren; rijden; sturen; vergezellen; voeren; volgen; voorzitten; wegbrengen; zenden |
escorter | begeleiden; rondleiden | begeleiden; chaperonneren; escorteren; geleiden; meegaan; meelopen; vergezellen; volgen; wegbrengen |
External Machine Translations: