Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. afslanken:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for afslanken from Dutch to French

afslanken:

afslanken verbe (slank af, slankt af, slankte af, slankten af, afgeslankt)

  1. afslanken
    maigrir; perdre du poids; amincir; dégraisser
    • maigrir verbe (maigris, maigrit, maigrissons, maigrissez, )
    • amincir verbe (amincis, amincit, amincissons, amincissez, )
    • dégraisser verbe (dégraisse, dégraisses, dégraissons, dégraissez, )

Conjugations for afslanken:

o.t.t.
  1. slank af
  2. slankt af
  3. slankt af
  4. slanken af
  5. slanken af
  6. slanken af
o.v.t.
  1. slankte af
  2. slankte af
  3. slankte af
  4. slankten af
  5. slankten af
  6. slankten af
v.t.t.
  1. ben afgeslankt
  2. bent afgeslankt
  3. is afgeslankt
  4. zijn afgeslankt
  5. zijn afgeslankt
  6. zijn afgeslankt
v.v.t.
  1. was afgeslankt
  2. was afgeslankt
  3. was afgeslankt
  4. waren afgeslankt
  5. waren afgeslankt
  6. waren afgeslankt
o.t.t.t.
  1. zal afslanken
  2. zult afslanken
  3. zal afslanken
  4. zullen afslanken
  5. zullen afslanken
  6. zullen afslanken
o.v.t.t.
  1. zou afslanken
  2. zou afslanken
  3. zou afslanken
  4. zouden afslanken
  5. zouden afslanken
  6. zouden afslanken
diversen
  1. slank af!
  2. slankt af!
  3. afgeslankt
  4. afslankende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

afslanken [znw.] nom

  1. afslanken (vermageren; afvallen; uitmergelen; vermagering)

Translation Matrix for afslanken:

NounRelated TranslationsOther Translations
amaigrissement afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering overlappingsinstelling; vermageringsdieet
amincissement afslanken; afvallen; uitmergelen; vermageren; vermagering
VerbRelated TranslationsOther Translations
amincir afslanken afkleden; afvallen; vermageren
dégraisser afslanken
maigrir afslanken afvallen; vermageren
perdre du poids afslanken

Wiktionary Translations for afslanken:


Cross Translation:
FromToVia
afslanken maigrir; mincir slim — lose weight