Dutch

Detailed Translations for stalen from Dutch to French

stalen:

stalen verbe (staal, staalt, staalde, staalden, gestaald)

  1. stalen (harden; uitharden)
    tremper; durcir
    • tremper verbe (trempe, trempes, trempons, trempez, )
    • durcir verbe (durcis, durcit, durcissons, durcissez, )

Conjugations for stalen:

o.t.t.
  1. staal
  2. staalt
  3. staalt
  4. staalen
  5. staalen
  6. staalen
o.v.t.
  1. staalde
  2. staalde
  3. staalde
  4. staalden
  5. staalden
  6. staalden
v.t.t.
  1. heb gestaald
  2. hebt gestaald
  3. heeft gestaald
  4. hebben gestaald
  5. hebben gestaald
  6. hebben gestaald
v.v.t.
  1. had gestaald
  2. had gestaald
  3. had gestaald
  4. hadden gestaald
  5. hadden gestaald
  6. hadden gestaald
o.t.t.t.
  1. zal stalen
  2. zult stalen
  3. zal stalen
  4. zullen stalen
  5. zullen stalen
  6. zullen stalen
o.v.t.t.
  1. zou stalen
  2. zou stalen
  3. zou stalen
  4. zouden stalen
  5. zouden stalen
  6. zouden stalen
en verder
  1. ben gestaald
  2. bent gestaald
  3. is gestaald
  4. zijn gestaald
  5. zijn gestaald
  6. zijn gestaald
diversen
  1. staal!
  2. staalt!
  3. gestaald
  4. stalend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stalen [het ~] nom

  1. het stalen (verharden)
    le durcissement

Translation Matrix for stalen:

NounRelated TranslationsOther Translations
durcissement stalen; verharden bestand maken tegen; harden
VerbRelated TranslationsOther Translations
durcir harden; stalen; uitharden hard worden; verharden; verstarren; verstenen; verstijven
tremper harden; stalen; uitharden bevochtigen; dippen; dompelen; dompelen in; dompen; doordrenken; doortrekken met vloeistof; doorweken; drenken; impregneren; in de week zetten; indompelen; kantelen; kiepen; nat maken; omver kiepen; onderdompelen; onderduwen; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken

Related Words for "stalen":


Wiktionary Translations for stalen:

stalen
verb
  1. Durcir
  2. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
stalen habituer; aguerrir; endurcir inure — to cause to become accustomed to something unpleasant by prolonged exposure
stalen voler stole — simple past of to steal

stalen form of stelen:

stelen verbe (steel, steelt, stal, stalen, gestolen)

  1. stelen (ontvreemden; jatten; pikken; )
    voler; piquer; dérober; chiper; subtiliser
    • voler verbe (vole, voles, volons, volez, )
    • piquer verbe (pique, piques, piquons, piquez, )
    • dérober verbe (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • chiper verbe (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • subtiliser verbe (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
  2. stelen (pikken; verdonkeremanen; ontnemen; )
    enlever; voler; prendre; chiper; dérober; retirer; piquer; ôter; barboter; faucher; marauder; piller; rafler; subtiliser; choper; s'emparer
    • enlever verbe (enlève, enlèves, enlevons, enlevez, )
    • voler verbe (vole, voles, volons, volez, )
    • prendre verbe (prends, prend, prenons, prenez, )
    • chiper verbe (chipe, chipes, chipons, chipez, )
    • dérober verbe (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • retirer verbe (retire, retires, retirons, retirez, )
    • piquer verbe (pique, piques, piquons, piquez, )
    • ôter verbe (ôte, ôtes, ôtons, ôtez, )
    • barboter verbe (barbote, barbotes, barbotons, barbotez, )
    • faucher verbe (fauche, fauches, fauchons, fauchez, )
    • marauder verbe (maraude, maraudes, maraudons, maraudez, )
    • piller verbe (pille, pilles, pillons, pillez, )
    • rafler verbe (rafle, rafles, raflons, raflez, )
    • subtiliser verbe (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
    • choper verbe (chope, chopes, chopons, chopez, )
    • s'emparer verbe
  3. stelen (pikken; verduisteren; wegpikken; )
    voler; dérober; subtiliser
    • voler verbe (vole, voles, volons, volez, )
    • dérober verbe (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • subtiliser verbe (subtilise, subtilises, subtilisons, subtilisez, )
  4. stelen (snaaien; gappen; wegpikken; weggraaien)
    voler; piquer; dérober; arracher
    • voler verbe (vole, voles, volons, volez, )
    • piquer verbe (pique, piques, piquons, piquez, )
    • dérober verbe (dérobe, dérobes, dérobons, dérobez, )
    • arracher verbe (arrache, arraches, arrachons, arrachez, )

Conjugations for stelen:

o.t.t.
  1. steel
  2. steelt
  3. steelt
  4. stelen
  5. stelen
  6. stelen
o.v.t.
  1. stal
  2. stal
  3. stal
  4. stalen
  5. stalen
  6. stalen
v.t.t.
  1. heb gestolen
  2. hebt gestolen
  3. heeft gestolen
  4. hebben gestolen
  5. hebben gestolen
  6. hebben gestolen
v.v.t.
  1. had gestolen
  2. had gestolen
  3. had gestolen
  4. hadden gestolen
  5. hadden gestolen
  6. hadden gestolen
o.t.t.t.
  1. zal stelen
  2. zult stelen
  3. zal stelen
  4. zullen stelen
  5. zullen stelen
  6. zullen stelen
o.v.t.t.
  1. zou stelen
  2. zou stelen
  3. zou stelen
  4. zouden stelen
  5. zouden stelen
  6. zouden stelen
en verder
  1. ben gestolen
  2. bent gestolen
  3. is gestolen
  4. zijn gestolen
  5. zijn gestolen
  6. zijn gestolen
diversen
  1. steel!
  2. steelt!
  3. gestolen
  4. stelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stelen [de ~] nom, pluriel

  1. de stelen (schachten; pijlen)
    la tiges; le puits; le manches; la verges; le timon
  2. de stelen
    la tiges

Translation Matrix for stelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
manches pijlen; schachten; stelen klungels; mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; schachten
puits pijlen; schachten; stelen bron; inspiratiebron; mijngroeven; mijnputten; mijnschachten; putten; schachten; waterputten
tiges pijlen; schachten; stelen stengels
timon pijlen; schachten; stelen disselboom
verges pijlen; schachten; stelen tuchtroede
VerbRelated TranslationsOther Translations
arracher gappen; snaaien; stelen; weggraaien; wegpikken aan flarden scheuren; afbreken; afklemmen; afknellen; afknijpen; afplukken; afrukken; afscheuren; breken; ergens uitscheuren; iem. afdwingen; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omblazen; omverhalen; omverrukken; omverwaaien; omwaaien; ontlokken; ontrukken; onttrekken; plukken; rooien; rukken; slopen; stuk scheuren; trekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren; wegrukken
barboter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken graaien; grijpen; grissen; jatten; pikken; pootjebaden; snaaien; wegkapen
chiper achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; afsnoepen; aftroggelen; bietsen; gappen; graaien; grijpen; grissen; inpikken; jatten; ontfutselen; pikken; snaaien; snoepen; wegkapen
choper achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; betrappen; snappen
dérober achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken beroven; beroven van; depriveren; ontnemen; ontraadselen; ontrafelen; ontstelen; ontwarren; roven; te kort doen; uitkleden; uitpluizen; uitrafelen; uitvezelen; uitzoeken; van kleding ontdoen
enlever achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afhalen; afnemen; afplukken; afrukken; afscheuren; beroven; beroven van; beschuldigen; bestelen; blameren; depriveren; erafhalen; eruit nemen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; kidnappen; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; loshalen; lospeuteren; losplukken; meenemen; naar buiten halen; nadragen; ontkleden; ontnemen; ontvoeren; ophalen; plukken; ruimen; schaken; te kort doen; uitdoen; uitgommen; uithalen; uitkleden; uitnemen; uittrekken; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vlakken; voor de voeten gooien; weghalen; wegnemen; wegsnijden; wegsteken; wegstoppen; wegvegen; wissen
faucher achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; maaien; neervlijen; ontfutselen; pikken
marauder achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
piller achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; beroven; bietsen; gappen; grissen; inpikken; leegplunderen; leegroven; leegstelen; ontfutselen; pikken; plunderen; roven; uitplunderen; uitschudden
piquer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanbijten; aanvreten; afbedelen; afpakken; aftroggelen; betrappen; bietsen; dichtbijten; ergeren; gappen; graaien; grijpen; grissen; happen; inpikken; irriteren; jatten; lekker eten; met spuit een medicijn toedienen; ontfutselen; op de zenuwen werken; opwekken; opwinden; pikken; prikkelen; prikken; raspen; savoureren; schaven; schuren; smikkelen; smullen; snaaien; snappen; spuiten; steken; steken geven; stimuleren; toebijten; toehappen; toesnauwen; vervelen; wegkapen
prendre achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aangaan; aanhouden; aanklampen; aannemen; aanpakken; aanvaarden; aanvangen; aanwerven; aanwrijven; absorberen; accepteren; afhalen; afhalen en meenemen; afnemen; arresteren; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; beginnen; beroven van; beschuldigen; bevangen; bezetten; bezigen; binden; blameren; boeien; buitmaken; cadeau aannemen; depriveren; eigen maken; fascineren; gebruik maken van; gebruiken; gevangennemen; graaien; grijpen; grissen; hanteren; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; iets bemachtigen; iets halen; in ontvangst nemen; ingrijpen; inrekenen; intrigeren; jatten; ketenen; kiezen; klauwen; kluisteren; kopen; kwalijk nemen; laken; meenemen; nadragen; nemen; ondernemen; ontnemen; ontoegankelijk maken; ontvangen; ophalen; opnemen; oppakken; oppikken; oprapen; opslorpen; opslurpen; opsnappen; pakken; pikken; rekruteren; schiften; selecteren; selectie toepassen; snaaien; starten; te kort doen; te pakken krijgen; toegrijpen; toetasten; uitkiezen; uitpikken; uitzoeken; van start gaan; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verkrijgen; veroveren; verstrikken; verwerven; voor de voeten gooien; weghalen; wegkapen; wegnemen; werven; zich bedienen; ziften
rafler achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; bietsen; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; pikken
retirer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken aanwrijven; afbestellen; afgelasten; afzeggen; annuleren; bedaren; bedwingen; beheersen; beroven van; beschuldigen; beteugelen; blameren; depriveren; herroepen; iemand iets aanrekenen; iemand iets verwijten; in bedwang houden; intomen; intrekken; kwalijk nemen; laken; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; matigen; nadragen; nietig verklaren; ontnemen; te kort doen; terugkomen op; terugroepen; uithalen; voor de voeten gooien; zijn woorden terugnemen
s'emparer achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
subtiliser achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken afbedelen; afpakken; aftroggelen; beroven van; bietsen; depriveren; gappen; grissen; inpikken; ontfutselen; ontnemen; pikken; smokkelen; te kort doen
voler achterhouden; achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegfutselen; weggraaien; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken beroven; beroven van; bestelen; depriveren; fladderen; hangen; ladelichten; leegplunderen; navigeren; ontnemen; ontstelen; per vliegtuig reizen; plunderen; roven; stuiven; te kort doen; uitplunderen; vliegen; vliegtuig besturen; wapperen; zweven
ôter achteroverdrukken; afnemen; benemen; gappen; inpikken; jatten; kapen; leegstelen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; pikken; plunderen; roven; snaaien; stelen; toeëigenen; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; vervreemden; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken eruit nemen; nemen uit; ontkleden; uitdoen; uitkleden; uitlichten; uitnemen; uittrekken

Related Words for "stelen":


Synonyms for "stelen":


Related Definitions for "stelen":

  1. stiekem nemen wat niet van jou is1
    • mijn derde fiets is nu ook gestolen1

Wiktionary Translations for stelen:

stelen
verb
  1. iets wegnemen van iemand en het zich wederrechtelijk toe-eigenen
stelen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens
  2. Enlever, voler en cachette. (Sens général).
  3. s’approprier le bien d’autrui. prendre quelque chose à quelqu’un sans son accord, dérober.

Cross Translation:
FromToVia
stelen voler klauen — (transitiv) umgangssprachlich: etwas entwenden, stehlen
stelen voler stehlenetwas stehlen: etwas aus dem Besitz eines anderen ohne dessen Einverständnis wegnehmen; einen Diebstahl begehen
stelen piquer; chaparder pilfer — to steal in small quantities
stelen voler steal — to illegally take possession of

stalen form of stallen:

stallen verbe (stal, stalt, stalde, stalden, gestald)

  1. stallen
    mettre en dépôt; garer; ranger; remiser
    • garer verbe (gare, gares, garons, garez, )
    • ranger verbe (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • remiser verbe (remise, remises, remisons, remisez, )

Conjugations for stallen:

o.t.t.
  1. stal
  2. stalt
  3. stalt
  4. stalen
  5. stalen
  6. stalen
o.v.t.
  1. stalde
  2. stalde
  3. stalde
  4. stalden
  5. stalden
  6. stalden
v.t.t.
  1. heb gestald
  2. hebt gestald
  3. heeft gestald
  4. hebben gestald
  5. hebben gestald
  6. hebben gestald
v.v.t.
  1. had gestald
  2. had gestald
  3. had gestald
  4. hadden gestald
  5. hadden gestald
  6. hadden gestald
o.t.t.t.
  1. zal stallen
  2. zult stallen
  3. zal stallen
  4. zullen stallen
  5. zullen stallen
  6. zullen stallen
o.v.t.t.
  1. zou stallen
  2. zou stallen
  3. zou stallen
  4. zouden stallen
  5. zouden stallen
  6. zouden stallen
en verder
  1. ben gestald
  2. bent gestald
  3. is gestald
  4. zijn gestald
  5. zijn gestald
  6. zijn gestald
diversen
  1. stal!
  2. stalt!
  3. gestald
  4. stallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

stallen [de ~] nom, pluriel

  1. de stallen
    l'écuries

Translation Matrix for stallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
écuries stallen renstallen
VerbRelated TranslationsOther Translations
garer stallen bijzetten; neerzetten; parkeren; plaatsen; zetten
mettre en dépôt stallen in bewaring geven
ranger stallen archiveren; bergen; bewaren; bijeen scharrelen; deponeren; inschikken; leggen; neerleggen; opbergen; opruimen; opschonen; opslaan; opzij leggen; parkeren; plaatsen; rangordenen; rangschikken; samenpakken; samenrapen; scharen; stouwen; vlijen; wegbergen; wegleggen; wegzetten; zetten
remiser stallen

Related Words for "stallen":


Wiktionary Translations for stallen:

stallen
verb
  1. in een stal zetten
noun
  1. meervoud van stal

Cross Translation:
FromToVia
stallen établer stable — put or keep in a stable

stalen form of stal:

stal [de ~ (m)] nom

  1. de stal
    l'étable; l'écurie

Translation Matrix for stal:

NounRelated TranslationsOther Translations
écurie stal paardenstal; renstal; stalgebouw; stalhouderij
étable stal koestal; veestal

Related Words for "stal":


Related Definitions for "stal":

  1. gebouw of ruimte voor vee1
    • de koeien staan op stal1

Wiktionary Translations for stal:

stal
noun
  1. ruimte bestemd voor de huisvesting van dier(en)
  2. renstal
  3. verkoopruimte
stal
noun
  1. Bâtiment destiné à loger des chevaux (1)
  2. lieu où l’on loger des bœufs, des vaches, des brebis et autres bestiaux.

Cross Translation:
FromToVia
stal étable Stall — ein für den Aufenthalt von Haustieren bestimmter Raum
stal étable; écurie stable — building for animals with hoofs
stal voler stole — simple past of to steal

Related Translations for stalen