Dutch

Detailed Translations for aangeslagen from Dutch to French

aangeslagen:


Translation Matrix for aangeslagen:

NounRelated TranslationsOther Translations
blessé geestelijk geraakte; gekwetste; gewonde
émotif gevoelsmens
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
endommagé aangeslagen; gehavend; gewond aan flarden; aan stukken; beschadigd; gebarsten; gebroken; gehavend; geruineerd; geschonden; kapot; naar de knoppen; stuk; verziekt
ModifierRelated TranslationsOther Translations
abîmé aangeslagen; gehavend; gewond aan flarden; aan scherven; beschadigd; gebarsten; gebroken; gehavend; geschonden; kapot; stuk; verziekt
affecté aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van aangedaan; aanstellerig; bekakt; bewogen; dikdoenerig; geaffecteerd; gedwongen; geforceerd; gekunsteld; gemaakt; gemaakte gevoelens; geroerd; gewrongen; gezocht; kunstmatig; onnatuurlijk; ontroerd; overdreven; theatraal
avarié aangeslagen; gehavend; gewond aan flarden; beschadigd; gebarsten; kapot; stuk
blessé aangeslagen; gehavend; gewond aangeschoten; gegriefd; gekwetst; geraakt; getoucheerd; getroffen; gewond
délabré aangeslagen; gehavend; gewond aan stukken; beschadigd; bouwvallig; gammel; gebarsten; gebroken; gehavend; geruineerd; geschonden; kapot; krakkemikkig; krakkemikkige; naar de knoppen; ruïneus; stuk; wankel; wrak; zwak
détérioré aangeslagen; gehavend; gewond aan stukken; gebroken; gehavend; geruineerd; geschonden; kapot; naar de knoppen; stuk
en lambeaux aangeslagen; gehavend; gewond aan flarden; beschadigd; gebarsten; kapot; stuk
en pièces aangeslagen; gehavend; gewond aan flarden; aan stukken; beschadigd; defect; gebarsten; gebroken; geruineerd; in stukken; kapot; naar de knoppen; onklaar; stuk
mangé des mites aangeslagen; gehavend; gewond mottig
mis sens dessus dessous aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van
touché aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van aangedaan; aangeschoten; bewogen; emotioneel; gekwetst; gepassioneerd; geroerd; getroffen; gevoelig; gevoelvol; gewond; geëmotioneerd; onthutst; ontroerd; ontsteld; paf; perplex
variolé aangeslagen; gehavend; gewond beschadigd; gebarsten; kapot; stuk
émotif aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van aangrijpend; adembenemend; boeiend; emotioneel; gevoelig; hartroerend; hartveroverend; meeslepend; ontroerd; ontroerend; opwindend; pakkend; roerend; sensationeel; spannend; zinderend
émotionnable aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van
émotionnel aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van aangrijpend; adembenemend; boeiend; emotioneel; gevoelig; hartroerend; hartveroverend; meeslepend; ontroerend; opwindend; pakkend; roerend; sensationeel; spannend; zinderend
ému aangedaan; aangegrepen; aangeslagen; geraakt; geroerd; getroffen; geëmotioneerd; kapot van aangedaan; bewogen; emotioneel; gepassioneerd; geroerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd; ontroerd

Related Words for "aangeslagen":

  • aangeslagene

Wiktionary Translations for aangeslagen:


Cross Translation:
FromToVia
aangeslagen à bout de souffle; éprouvé; mal en point; en difficulté; assiégé beleaguered — beset by trouble or difficulty

aanslaan:

aanslaan verbe (sla aan, slaat aan, sloeg aan, sloegen aan, aangeslagen)

  1. aanslaan (taxeren)
    enfoncer; évaluer; clouer; taxer
    • enfoncer verbe (enfonce, enfonces, enfonçons, enfoncez, )
    • évaluer verbe (évalue, évalues, évaluons, évaluez, )
    • clouer verbe (cloue, cloues, clouons, clouez, )
    • taxer verbe (taxe, taxes, taxons, taxez, )

Conjugations for aanslaan:

o.t.t.
  1. sla aan
  2. slaat aan
  3. slaat aan
  4. slaan aan
  5. slaan aan
  6. slaan aan
o.v.t.
  1. sloeg aan
  2. sloeg aan
  3. sloeg aan
  4. sloegen aan
  5. sloegen aan
  6. sloegen aan
v.t.t.
  1. ben aangeslagen
  2. bent aangeslagen
  3. is aangeslagen
  4. zijn aangeslagen
  5. zijn aangeslagen
  6. zijn aangeslagen
v.v.t.
  1. was aangeslagen
  2. was aangeslagen
  3. was aangeslagen
  4. waren aangeslagen
  5. waren aangeslagen
  6. waren aangeslagen
o.t.t.t.
  1. zal aanslaan
  2. zult aanslaan
  3. zal aanslaan
  4. zullen aanslaan
  5. zullen aanslaan
  6. zullen aanslaan
o.v.t.t.
  1. zou aanslaan
  2. zou aanslaan
  3. zou aanslaan
  4. zouden aanslaan
  5. zouden aanslaan
  6. zouden aanslaan
diversen
  1. sla aan!
  2. slaat aan!
  3. aangeslagen
  4. aanslaande
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanslaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
clouer aanslaan; taxeren aanklampen; beetgrijpen; beetpakken; grijpen; klinken; spijkeren; timmeren; vastklampen; vastklinken; vastnagelen; vastpakken; vastslaan; vastspijkeren
enfoncer aanslaan; taxeren doordrukken; doorstoten; drukkend door iets heen brengen; heien; indrukken; induwen; inheien; inkloppen; intikken; intoetsen; intypen; kraken; losbreken; naar beneden drukken; neerdrukken; openbreken; openhakken; opentrappen
taxer aanslaan; taxeren adviseren; afwegen; begroten; beraden; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren
évaluer aanslaan; taxeren adviseren; afwegen; begroten; beraden; beramen; berekenen; consideren; iets aanraden; iets overwegen; ingeven; overdenken; overwegen; raden; ramen; schatten; suggereren; taxeren

Wiktionary Translations for aanslaan: