Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. opofferen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for (op)offeren from Dutch to French

opofferen:

opofferen verbe (offer op, offert op, offerde op, offerden op, opgeofferd)

  1. opofferen (prijsgeven; opgeven)
    sacrifier
    • sacrifier verbe (sacrifie, sacrifies, sacrifions, sacrifiez, )

Conjugations for opofferen:

o.t.t.
  1. offer op
  2. offert op
  3. offert op
  4. offeren op
  5. offeren op
  6. offeren op
o.v.t.
  1. offerde op
  2. offerde op
  3. offerde op
  4. offerden op
  5. offerden op
  6. offerden op
v.t.t.
  1. heb opgeofferd
  2. hebt opgeofferd
  3. heeft opgeofferd
  4. hebben opgeofferd
  5. hebben opgeofferd
  6. hebben opgeofferd
v.v.t.
  1. had opgeofferd
  2. had opgeofferd
  3. had opgeofferd
  4. hadden opgeofferd
  5. hadden opgeofferd
  6. hadden opgeofferd
o.t.t.t.
  1. zal opofferen
  2. zult opofferen
  3. zal opofferen
  4. zullen opofferen
  5. zullen opofferen
  6. zullen opofferen
o.v.t.t.
  1. zou opofferen
  2. zou opofferen
  3. zou opofferen
  4. zouden opofferen
  5. zouden opofferen
  6. zouden opofferen
en verder
  1. ben opgeofferd
  2. bent opgeofferd
  3. is opgeofferd
  4. zijn opgeofferd
  5. zijn opgeofferd
  6. zijn opgeofferd
diversen
  1. offer op!
  2. offert op!
  3. opgeofferd
  4. opofferend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opofferen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
sacrifier opgeven; opofferen; prijsgeven offeren

Wiktionary Translations for opofferen:

opofferen
verb
  1. iets bij noodzaak moeten gebruiken, dumpen of doden
  2. /3. zich opofferen
opofferen
verb
  1. présenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter.
  2. Traductions à trier suivant le sens


Wiktionary Translations for (op)offeren: