Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanfluiting:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanfluiting from Dutch to French

aanfluiting:

aanfluiting [de ~ (v)] nom

  1. de aanfluiting (spotternij; bespotting; spot; )
    la raillerie; la moquerie; l'insulte; la dérision; le sarcasme; la diffamation; la risée

Translation Matrix for aanfluiting:

NounRelated TranslationsOther Translations
diffamation aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij achterklap; belasteren; belastering; bespotting; eerroof; geroddel; gespot; hoon; ironie; kwaadspreken; kwaadsprekerij; laster; lastering; lasterpraatje; lastertaal; oneer; ontering; roddel; roddelpraat; sarcasme; schande; smaad; spot; spotternij; verlaging; zwartmaken
dérision aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; ironie; sarcasme; spot; spotternij
insulte aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij belediging; beschimping; bespotting; gespot; hoon; ironie; laster; oneer; sarcasme; schamp; schande; scheldwoord; smaad; spot; spotternij
moquerie aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotten; bespotting; draak steken met; gespot; hoon; hoongelach; ironie; sarcasme; spot; spotternij
raillerie aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij aardigheid; aardigheidje; bespotten; bespotting; draak steken met; galgenhumor; gein; geintje; gekheid; gespot; grapje; hoon; hoongelach; ironie; jolijt; keet; leut; lol; lolletje; malheid; plezier; presentje; pret; pretje; sarcasme; schamperheid; scherts; spot; spotternij
risée aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotting; gespot; hoon; ironie; risee; sarcasme; spot; spotternij
sarcasme aanfluiting; bespotting; gespot; hoon; ironie; sarcasme; smaad; spot; spotternij bespotting; gespot; hatelijke opmerking; hatelijkheid; hoon; ironie; sarcasme; schamperheid; spot; spotternij; stekeligheid

Related Words for "aanfluiting":

  • aanfluitingen

Wiktionary Translations for aanfluiting:

aanfluiting
noun
  1. wat iets belachelijk of ten schande maakt
aanfluiting
noun
  1. (religion) (term, surtout au pluriel) image, statue, idole, représentation de fausses divinités.

Cross Translation:
FromToVia
aanfluiting ratée; raté joke — worthless thing or person

External Machine Translations: