Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gireren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gireren from Dutch to French

gireren:

gireren verbe (gireer, gireert, gireerde, gireerden, gegireerd)

  1. gireren (per postgiro betalen)
    virer; faire un virement
    • virer verbe (vire, vires, virons, virez, )

Conjugations for gireren:

o.t.t.
  1. gireer
  2. gireert
  3. gireert
  4. gireren
  5. gireren
  6. gireren
o.v.t.
  1. gireerde
  2. gireerde
  3. gireerde
  4. gireerden
  5. gireerden
  6. gireerden
v.t.t.
  1. heb gegireerd
  2. hebt gegireerd
  3. heeft gegireerd
  4. hebben gegireerd
  5. hebben gegireerd
  6. hebben gegireerd
v.v.t.
  1. had gegireerd
  2. had gegireerd
  3. had gegireerd
  4. hadden gegireerd
  5. hadden gegireerd
  6. hadden gegireerd
o.t.t.t.
  1. zal gireren
  2. zult gireren
  3. zal gireren
  4. zullen gireren
  5. zullen gireren
  6. zullen gireren
o.v.t.t.
  1. zou gireren
  2. zou gireren
  3. zou gireren
  4. zouden gireren
  5. zouden gireren
  6. zouden gireren
en verder
  1. is gegireerd
  2. zijn gegireerd
diversen
  1. gireer!
  2. gireert!
  3. gegireerd
  4. girerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gireren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire un virement gireren; per postgiro betalen
virer gireren; per postgiro betalen deponeren; draaien; geld overmaken; gijpen; heen en weer zwaaien; keren; omslaan van het zeil voor de wind; overboeken; overschrijven; overzenden; slingeren; storten; wenden; zwaaien; zwenken

Wiktionary Translations for gireren:

gireren
verb
  1. geld overmaken door het uitschrijven van een giro
gireren
verb
  1. À trier