Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. moraliseren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for moraliseren from Dutch to French

moraliseren:

moraliseren verbe (moraliseer, moraliseert, moraliseerde, moraliseerden, gemoraliseerd)

  1. moraliseren (zedenpreken)
    moraliser; faire des leçons de morale
    • moraliser verbe (moralise, moralises, moralisons, moralisez, )

Conjugations for moraliseren:

o.t.t.
  1. moraliseer
  2. moraliseert
  3. moraliseert
  4. moraliseren
  5. moraliseren
  6. moraliseren
o.v.t.
  1. moraliseerde
  2. moraliseerde
  3. moraliseerde
  4. moraliseerden
  5. moraliseerden
  6. moraliseerden
v.t.t.
  1. heb gemoraliseerd
  2. hebt gemoraliseerd
  3. heeft gemoraliseerd
  4. hebben gemoraliseerd
  5. hebben gemoraliseerd
  6. hebben gemoraliseerd
v.v.t.
  1. had gemoraliseerd
  2. had gemoraliseerd
  3. had gemoraliseerd
  4. hadden gemoraliseerd
  5. hadden gemoraliseerd
  6. hadden gemoraliseerd
o.t.t.t.
  1. zal moraliseren
  2. zult moraliseren
  3. zal moraliseren
  4. zullen moraliseren
  5. zullen moraliseren
  6. zullen moraliseren
o.v.t.t.
  1. zou moraliseren
  2. zou moraliseren
  3. zou moraliseren
  4. zouden moraliseren
  5. zouden moraliseren
  6. zouden moraliseren
diversen
  1. moraliseer!
  2. moraliseert!
  3. gemoraliseerd
  4. moraliserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for moraliseren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire des leçons de morale moraliseren; zedenpreken
moraliser moraliseren; zedenpreken preken

Wiktionary Translations for moraliseren:

moraliseren
verb
  1. intr|nld zedenkundige beschouwingen houden



French

Detailed Translations for moraliseren from French to Dutch