Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. rijten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for rijten from Dutch to French

rijten:

rijten verbe (rijt, reet, reten, gereten)

  1. rijten (openscheuren; losscheuren; openrijten)
    déchirer; fendre; fêler
    • déchirer verbe (déchire, déchires, déchirons, déchirez, )
    • fendre verbe (fends, fend, fendons, fendez, )
    • fêler verbe (fêle, fêles, fêlons, fêlez, )

Conjugations for rijten:

o.t.t.
  1. rijt
  2. rijt
  3. rijt
  4. rijten
  5. rijten
  6. rijten
o.v.t.
  1. reet
  2. reet
  3. reet
  4. reten
  5. reten
  6. reten
v.t.t.
  1. heb gereten
  2. hebt gereten
  3. heeft gereten
  4. hebben gereten
  5. hebben gereten
  6. hebben gereten
v.v.t.
  1. had gereten
  2. had gereten
  3. had gereten
  4. hadden gereten
  5. hadden gereten
  6. hadden gereten
o.t.t.t.
  1. zal rijten
  2. zult rijten
  3. zal rijten
  4. zullen rijten
  5. zullen rijten
  6. zullen rijten
o.v.t.t.
  1. zou rijten
  2. zou rijten
  3. zou rijten
  4. zouden rijten
  5. zouden rijten
  6. zouden rijten
en verder
  1. is gereten
  2. zijn gereten
diversen
  1. rijt!
  2. rijt!
  3. gereten
  4. rijtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for rijten:

NounRelated TranslationsOther Translations
fendre afsplijten; afsplijting; afsplitsen; afsplitsing
VerbRelated TranslationsOther Translations
déchirer losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; afbreken; afrukken; afscheuren; breken; ergens uitscheuren; inscheuren; kapot scheuren; kapottrekken; losrukken; losscheuren; lostrekken; neerhalen; omverhalen; scheuren; slopen; stuk scheuren; stuktrekken; uit elkaar halen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uiteentrekken; uitrukken; uitscheuren; verscheuren
fendre losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; barsten; delen; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; doorsnijden; in tweeën houwen; inscheuren; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; opdelen; opsplitsen; ploffen; scheuren; splijten; splitsen; springen; uit elkaar rukken; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uit elkaar trekken; uiteensplijten; uiteentrekken; verscheuren
fêler losscheuren; openrijten; openscheuren; rijten aan flarden scheuren; een krakend geluid maken; inscheuren; kraken; scheuren; verscheuren

Wiktionary Translations for rijten:

rijten
verb
  1. met een scheurende beweging uit elkaar trekken
rijten
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens