Dutch

Detailed Translations for vermogen from Dutch to French

vermogen:

vermogen [het ~] nom

  1. het vermogen (geldelijk vermogen)
    le biens; la fortune; l'avoir
  2. het vermogen (capaciteit; kracht)
    la capacité
  3. het vermogen (kracht; macht)
    la puissance; la capacité; le pouvoir; la force; le pouvoirs

vermogen verbe

  1. vermogen (in staat zijn; kunnen)
    pouvoir; savoir; être capable de; savoir faire; être en état de; avoir le sens de
    • pouvoir verbe (peux, peut, pouvons, pouvez, )
    • savoir verbe (sais, sait, savons, savez, )
    • savoir faire verbe

Translation Matrix for vermogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
avoir geldelijk vermogen; vermogen activa; baten; bezit; creditnota; tegoed
biens geldelijk vermogen; vermogen bezit; bezitting; bezittingen; boedel; dingen; eigendom; eigendommen; goederen; goedje; handelsgoederen; handelswaar; have; huisraad; inboedel; koopwaar; spullen; verbruiksgoederen; waar; waren; zaakjes; zaken
capacité capaciteit; kracht; macht; vermogen Capaciteit; bekwaamheid; capaciteit; deskundigheid; draagkracht; draagvermogen; handigheid; inhoud; inhoudsruimte; kennis van zaken; kneep; kunde; kundigheid; kunst; kwaliteit; laadruimte; laadvermogen; omvatte ruimte; prestatievermogen; scheepsinhoud; scheepsruimte; ter zake kundigheid; toer; tonnage; tonnengeld; tonnenmaat; truc; vaardigheid; vakkundigheid; volume
force kracht; macht; vermogen aandrift; daadkracht; doortastendheid; druk; dwang; dynamiek; energie; esprit; felheid; fermheid; fiksheid; flinkheid; forsheid; fut; geweld; heftigheid; hevigheid; impuls; intensiteit; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; momentum; pressie; prikkel; puf; sterkte; stevigheid; stimulans; werklust
fortune geldelijk vermogen; vermogen bof; fortuin; geldvoorraad; geluk; geluk hebbend; gelukkigheid; gelukzaligheid; grote som geld; heerlijkheid; het gelukkig-zijn; kapitaal; luxe; overvloed; pracht; weelde; weelderigheid
pouvoir kracht; macht; vermogen autoriteit; autoriteiten; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezaghebbers; heerschappij; licentie; macht; mandaat; procuratie; vergunning; volmacht; voogdij; zeggenschap
pouvoirs kracht; macht; vermogen autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezagsorgaan; instantie; krachten; machten
puissance kracht; macht; vermogen autoriteit; bevoegd zijn; bevoegdheid; gezag; gezagsorgaan; heerschappij; instantie; invloed; kracht; macht; mogendheden; mogendheid; sterkte
savoir geleerdheid; handigheid; kennis; kneep; kunde; kundigheid; kunst; toer; truc; weten; wetenschap
- macht
VerbRelated TranslationsOther Translations
avoir afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; beschikken over; besodemieteren; bezitten; hebben; in eigendom hebben; misleiden; oplichten; zwendelen
avoir le sens de in staat zijn; kunnen; vermogen
pouvoir in staat zijn; kunnen; vermogen iets mogen; mogen
savoir in staat zijn; kunnen; vermogen op de hoogte zijn; weten
savoir faire in staat zijn; kunnen; vermogen
être capable de in staat zijn; kunnen; vermogen
être en état de in staat zijn; kunnen; vermogen

Related Words for "vermogen":

  • vermogens

Synonyms for "vermogen":


Related Definitions for "vermogen":

  1. kracht om iets te doen1
    • hij heeft het vermogen om iedereen blij te maken1
  2. rijkdom, groot bezit1
    • zijn vermogen is de laatste jaren alleen maar gegroeid1

Wiktionary Translations for vermogen:

vermogen
noun
  1. de kwaliteiten om iets te kunnen doen
vermogen
noun
  1. Pouvoirs reconnus par la loi
  2. ensemble de biens matériels ou immatériels servant à l’usage principal d’une activité.
  3. rare|fr droit|fr résultat de l’habilitation, aptitude.

Cross Translation:
FromToVia
vermogen capacité; pouvoir ability — quality or state of being able
vermogen fortune fortune — lots of riches
vermogen puissance load — the electrical current or power delivered by a device
vermogen puissance power — physics: measure of the rate of doing work or transferring energy

Related Translations for vermogen