Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. vertroosten:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vertroosten from Dutch to French

vertroosten:

vertroosten verbe (vertroost, vertroostte, vertroostten, vertroost)

  1. vertroosten (troosten; ondersteunen; bemoedigen; opbeuren)
    appuyer; soutenir; soulager; consoler; réconforter; remonter le moral; apaiser; aider; collaborer
    • appuyer verbe (appuie, appuies, appuyons, appuyez, )
    • soutenir verbe (soutiens, soutient, soutenons, soutenez, )
    • soulager verbe (soulage, soulages, soulageons, soulagez, )
    • consoler verbe (console, consoles, consolons, consolez, )
    • réconforter verbe (réconforte, réconfortes, réconfortons, réconfortez, )
    • apaiser verbe (apaise, apaises, apaisons, apaisez, )
    • aider verbe (aide, aides, aidons, aidez, )
    • collaborer verbe (collabore, collabores, collaborons, collaborez, )

Conjugations for vertroosten:

o.t.t.
  1. vertroost
  2. vertroost
  3. vertroost
  4. vertroosten
  5. vertroosten
  6. vertroosten
o.v.t.
  1. vertroostte
  2. vertroostte
  3. vertroostte
  4. vertroostten
  5. vertroostten
  6. vertroostten
v.t.t.
  1. heb vertroost
  2. hebt vertroost
  3. heeft vertroost
  4. hebben vertroost
  5. hebben vertroost
  6. hebben vertroost
v.v.t.
  1. had vertroost
  2. had vertroost
  3. had vertroost
  4. hadden vertroost
  5. hadden vertroost
  6. hadden vertroost
o.t.t.t.
  1. zal vertroosten
  2. zult vertroosten
  3. zal vertroosten
  4. zullen vertroosten
  5. zullen vertroosten
  6. zullen vertroosten
o.v.t.t.
  1. zou vertroosten
  2. zou vertroosten
  3. zou vertroosten
  4. zouden vertroosten
  5. zouden vertroosten
  6. zouden vertroosten
diversen
  1. vertroost!
  2. vertroost!
  3. vertroost
  4. vertroostend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vertroosten:

NounRelated TranslationsOther Translations
soutenir aanhangen
VerbRelated TranslationsOther Translations
aider bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten assisteren; behulpzaam zijn; bijdragen; bijspringen; bijstaan; coöpereren; gedienstig zijn; goeddoen; handreiken; helpen; iemand vervangen; liefdadigheids werk doen; meehelpen; meewerken; ondersteunen; seconderen; verder helpen; verderhelpen; vooruithelpen; weldoen
apaiser bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten afkoelen; bedaren; bedwingen; begeerte stillen; beheersen; beteugelen; bevredigen; dempen; geruststellen; intomen; kalmeren; koel worden; matigen; sussen; temperen; tevreden stellen; tot kalmte manen; vergenoegen; verzadigen; voldoening geven; zich de buik vol eten; zich matigen; zich verzoenen met
appuyer bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten aanbevelen; aanraden; baseren; bijvallen; coöpereren; dragen; drukken; funderen; iemand recommanderen; indrukken; induwen; instemmen; knellen; meewerken; nomineren; ondersteunen; rugsteunen; schoren; schragen; steunen; steunen op; stutten; tikken op; voordragen
collaborer bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten coöpereren; meewerken; samenwerken
consoler bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; opbeuren
remonter le moral bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; opbeuren
réconforter bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bemoedigen; blij maken; opbeuren; opfleuren; opkalefateren; opkikkeren; opknappen; oplappen; opmonteren; opvijzelen; verfrissen; verkwikken; vrolijker worden
soulager bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten bevrijden; in vrijheid stellen; lenigen; lessen; loslaten; losmaken; opluchten; stillen; van de boeien ontdoen; van last bevrijden; verlichten; verlossen; verzachten; vrijlaten
soutenir bemoedigen; ondersteunen; opbeuren; troosten; vertroosten beweren; bijvallen; coöpereren; doorleven; doorstaan; dragen; hooghouden; in de hoogte houden; instemmen; meewerken; omhooghouden; ondersteunen; ophouden; pretenderen; rugsteunen; schoren; schragen; stellen; steunen; stutten; van mening zijn; verdragen; verduren; verklaren; verteren; voorgeven; voorstaan

Wiktionary Translations for vertroosten:

vertroosten
verb
  1. soulager quelqu’un dans son affliction par des discours, par des soins, ou de quelque autre manière que ce être.

Cross Translation:
FromToVia
vertroosten consoler console — to comfort