Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. aanduiding:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanduiding from Dutch to French

aanduiding:

aanduiding [de ~ (v)] nom

  1. de aanduiding (benaming; benoeming)
    la dénomination; la désignation; l'appellation; le nom; le terme; le titre
  2. de aanduiding (aanwijzing)
    l'indication; l'indices
  3. de aanduiding (identificatie; id)

Translation Matrix for aanduiding:

NounRelated TranslationsOther Translations
appellation aanduiding; benaming; benoeming naam; term
dénomination aanduiding; benaming; benoeming naam; term
désignation aanduiding; benaming; benoeming aanduiden; aanwijzen; naam; nominatie; term; voordracht
indication aanduiding; aanwijzing aanduiden; aanknopingspunt; aanwijzen; aanwijzing; indicatie; instructie; spoor; symptoom; teken; toespeling; verwijzing; voorschrift
indices aanduiding; aanwijzing aanknopingspunt; aanwijzing; spoor; voortekenen
nom aanduiding; benaming; benoeming achternaam; faam; label; naam; naamwoord; reputatie; roep; substantief; term; zelfstandig naamwoord; znw.
terme aanduiding; benaming; benoeming eindpaal; looptijd; naam; poosje; sluitingstermijn; term; termijn; tijdlimiet; tijdslimiet; woord
titre aanduiding; benaming; benoeming aanhef; aanstellerij; basisbestanddeel; bestanddeel; component; deel; element; fractie; goudgehalte; graad; hiërarchie; hoofd; ingrediënt; kop; kopzin; krantenkop; naam; niveau; onderdeel; opschrift; peil; rang; rangorde; stuk; term; titel; toneel; vennootsaandeel; volgorde; waardigheidstitel; wetenschappelijke graad
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
identificateur aanduiding; id; identificatie

Wiktionary Translations for aanduiding:


Cross Translation:
FromToVia
aanduiding marque; signe mark — indication for reference or measurement