Dutch

Detailed Translations for dempen from Dutch to French

dempen:

dempen verbe (demp, dempt, dempte, dempten, gedempt)

  1. dempen (zich matigen; temperen; matigen)
    tempérer; étouffer; apaiser; réprimer; calmer; modérer
    • tempérer verbe (tempère, tempères, tempérons, tempérez, )
    • étouffer verbe (étouffe, étouffes, étouffons, étouffez, )
    • apaiser verbe (apaise, apaises, apaisons, apaisez, )
    • réprimer verbe (réprime, réprimes, réprimons, réprimez, )
    • calmer verbe (calme, calmes, calmons, calmez, )
    • modérer verbe (modère, modères, modérons, modérez, )
  2. dempen

Conjugations for dempen:

o.t.t.
  1. demp
  2. dempt
  3. dempt
  4. dempen
  5. dempen
  6. dempen
o.v.t.
  1. dempte
  2. dempte
  3. dempte
  4. dempten
  5. dempten
  6. dempten
v.t.t.
  1. heb gedempt
  2. hebt gedempt
  3. heeft gedempt
  4. hebben gedempt
  5. hebben gedempt
  6. hebben gedempt
v.v.t.
  1. had gedempt
  2. had gedempt
  3. had gedempt
  4. hadden gedempt
  5. hadden gedempt
  6. hadden gedempt
o.t.t.t.
  1. zal dempen
  2. zult dempen
  3. zal dempen
  4. zullen dempen
  5. zullen dempen
  6. zullen dempen
o.v.t.t.
  1. zou dempen
  2. zou dempen
  3. zou dempen
  4. zouden dempen
  5. zouden dempen
  6. zouden dempen
en verder
  1. is gedempt
  2. zijn gedempt
diversen
  1. demp!
  2. dempt!
  3. gedempt
  4. dempend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for dempen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
apaiser dempen; matigen; temperen; zich matigen afkoelen; bedaren; bedwingen; begeerte stillen; beheersen; bemoedigen; beteugelen; bevredigen; geruststellen; intomen; kalmeren; koel worden; matigen; ondersteunen; opbeuren; sussen; tevreden stellen; tot kalmte manen; troosten; vergenoegen; vertroosten; verzadigen; voldoening geven; zich de buik vol eten; zich verzoenen met
calmer dempen; matigen; temperen; zich matigen bedaren; bedwingen; begeerte stillen; beheersen; beteugelen; bevredigen; geruststellen; intomen; kalmeren; matigen; met mate gebruiken; sussen; tot kalmte manen; voldoening geven
désactiver le micro / muet dempen
désactiver le son dempen
modérer dempen; matigen; temperen; zich matigen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; intomen; lenigen; matigen; met mate gebruiken; temperen; verlichten; vermurwen; vervriendelijken; verweken; verzachten; week worden
réprimer dempen; matigen; temperen; zich matigen bedaren; bedwingen; beheersen; beteugelen; de kop indrukken; eronder krijgen; in bedwang houden; intomen; klein krijgen; matigen; onderdrukken; terughouden
tempérer dempen; matigen; temperen; zich matigen temperen
étouffer dempen; matigen; temperen; zich matigen afdempen; afdempen van geluid; beklemmen; benauwen; de kop indrukken; doven; onderdrukken; op vuur pruttelen; pruttelen; smoren; stoffen; sudderen; uitblussen; uitdoven; verstikken

Wiktionary Translations for dempen:

dempen
verb
  1. dichtgooien met grond of ander vast materiaal
  2. zwakker maken, de kracht verminderen van
dempen