Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. dopen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for doopt from Dutch to French

doopt form of dopen:

dopen verbe (doop, doopt, doopte, doopten, gedoopt)

  1. dopen
    baptiser
    • baptiser verbe (baptise, baptises, baptisons, baptisez, )

Conjugations for dopen:

o.t.t.
  1. doop
  2. doopt
  3. doopt
  4. dopen
  5. dopen
  6. dopen
o.v.t.
  1. doopte
  2. doopte
  3. doopte
  4. doopten
  5. doopten
  6. doopten
v.t.t.
  1. heb gedoopt
  2. hebt gedoopt
  3. heeft gedoopt
  4. hebben gedoopt
  5. hebben gedoopt
  6. hebben gedoopt
v.v.t.
  1. had gedoopt
  2. had gedoopt
  3. had gedoopt
  4. hadden gedoopt
  5. hadden gedoopt
  6. hadden gedoopt
o.t.t.t.
  1. zal dopen
  2. zult dopen
  3. zal dopen
  4. zullen dopen
  5. zullen dopen
  6. zullen dopen
o.v.t.t.
  1. zou dopen
  2. zou dopen
  3. zou dopen
  4. zouden dopen
  5. zouden dopen
  6. zouden dopen
en verder
  1. ben gedoopt
  2. bent gedoopt
  3. is gedoopt
  4. zijn gedoopt
  5. zijn gedoopt
  6. zijn gedoopt
diversen
  1. doop!
  2. doopt!
  3. gedoopt
  4. dopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

dopen [het ~] nom

  1. het dopen
    le baptême

Translation Matrix for dopen:

NounRelated TranslationsOther Translations
baptême dopen doop; doopsel
VerbRelated TranslationsOther Translations
baptiser dopen

Related Words for "dopen":


Wiktionary Translations for dopen:

dopen
verb
  1. een naam geven
dopen
verb
  1. (religion) rendre chrétien par le baptême.

Cross Translation:
FromToVia
dopen baptiser christen — to perform the religious act
dopen baptiser; bizuter frosh — to initiate academic freshmen