Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. homologeren:


Dutch

Detailed Translations for homologeren from Dutch to French

homologeren:

homologeren [znw.] nom

  1. homologeren
    l'homologuer

homologeren verbe (homologeer, homologeert, homologeerde, homologeerden, gehomologeerd)

  1. homologeren (bekrachtigen; goedkeuren; bevestigen; bezegelen)
    confirmer; valider; sceller; ratifier; entériner
    • confirmer verbe (confirme, confirmes, confirmons, confirmez, )
    • valider verbe (valide, valides, validons, validez, )
    • sceller verbe (scelle, scelles, scellons, scellez, )
    • ratifier verbe (ratifie, ratifies, ratifions, ratifiez, )
    • entériner verbe (entérine, entérines, entérinons, entérinez, )

Conjugations for homologeren:

o.t.t.
  1. homologeer
  2. homologeert
  3. homologeert
  4. homologeren
  5. homologeren
  6. homologeren
o.v.t.
  1. homologeerde
  2. homologeerde
  3. homologeerde
  4. homologeerden
  5. homologeerden
  6. homologeerden
v.t.t.
  1. heb gehomologeerd
  2. hebt gehomologeerd
  3. heeft gehomologeerd
  4. hebben gehomologeerd
  5. hebben gehomologeerd
  6. hebben gehomologeerd
v.v.t.
  1. had gehomologeerd
  2. had gehomologeerd
  3. had gehomologeerd
  4. hadden gehomologeerd
  5. hadden gehomologeerd
  6. hadden gehomologeerd
o.t.t.t.
  1. zal homologeren
  2. zult homologeren
  3. zal homologeren
  4. zullen homologeren
  5. zullen homologeren
  6. zullen homologeren
o.v.t.t.
  1. zou homologeren
  2. zou homologeren
  3. zou homologeren
  4. zouden homologeren
  5. zouden homologeren
  6. zouden homologeren
en verder
  1. is gehomologeerd
  2. zijn gehomologeerd
diversen
  1. homologeer!
  2. homologeert!
  3. gehomologeerd
  4. homologerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for homologeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
homologuer homologeren
VerbRelated TranslationsOther Translations
confirmer bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren aantonen; als gangbaar erkennen; beamen; bekrachtigen; bestempelen; bevestigen; bewijzen; certificeren; merken; onderschrijven; staven; waarmerken
entériner bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; waarmerken
homologuer billijken; goedkeuren
ratifier bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren autoriseren; bekrachtigen; bestempelen; billijken; certificeren; fiatteren; garanderen; goedkeuren; goedvinden; instaan voor; merken; permitteren; ratificeren; toestaan; toestemmen in; vast beloven; verzekeren; waarborgen; waarmerken
sceller bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren bezegelen; inmetselen; van zegel voorzien; verzegelen
valider bekrachtigen; bevestigen; bezegelen; goedkeuren; homologeren bekrachtigen; bestempelen; certificeren; merken; valideren; waarmerken
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
confirmer bevestigen