Dutch

Detailed Translations for humor from Dutch to French

humor:

humor [de ~ (m)] nom

  1. de humor (geestigheid)
    l'humour; la drôlerie; la folie; la boutade; l'esprit; la blague; la farce; la plaisanterie; le badinage; la sottise; le comique; la rigolade; le trait d'esprit

Translation Matrix for humor:

NounRelated TranslationsOther Translations
badinage geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; jolijt; keet; leut; lol; lolletje; malheid; plezier; presentje; pret; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid
blague geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; bak; dwaasheid; gein; geintje; gekheid; gekkigheid; gekte; grap; grapje; idioterie; jolijt; keet; kinderachtigheid; leut; lol; lolletje; mop; plezier; presentje; pret; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid; zotheid
boutade geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; canard; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grol; kwinkslag; lolletje; presentje; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid
comique geestigheid; humor aardigheid; cabaretier; clown; gein; grap; grappenmaker; guit; harlekijn; komiek; lolbroek; mallerd; olijkerd; paljas; pias; pierrot; snaak; uilenspiegel; uiting van vrolijkheid
drôlerie geestigheid; humor aardigheid; gein; grap; grappigheid; kluchtigheid; koddigheid; leukheid; poets; snaaksheid; streek; uiting van vrolijkheid; vermakelijkheid
esprit geestigheid; humor aardigheid; bewustzijn; brein; brille; confessie; denkvermogen; elf; elfje; geest; geestverschijning; gein; geloof; geloofsovertuiging; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; gemoedstoestand; genialiteit; genie; gezindheid; gezindte; grap; hersens; inborst; intellect; intelligentie; inzicht; rede; schim; spiritus; spook; spookgestalte; spookverschijning; stemming; strekking; temperament; teneur; uiting van vrolijkheid; vernuft; verschijning; verstand; vindingrijk vernuft
farce geestigheid; humor aardigheid; dwaze vertoning; farce; gein; grap; jolijt; keet; klucht; koddig verhaal; leut; lol; plezier; pret; uiting van vrolijkheid
folie geestigheid; humor aardigheid; absurditeit; achterlijkheid; dwaasheid; flauwe grap; flauwiteit; gein; gekheid; gekkenwerk; gekkigheid; gekte; giftigheid; grap; idioterie; jolijt; keet; krankzinnigheid; kwaadheid; leut; lol; malheid; ongerijmdheid; onverstand; onzinnigheid; plezier; pret; razernij; toorn; uiting van vrolijkheid; uitzinnigheid; verdwaasdheid; verdwazing; waanzin; waanzinnigheid; woede; zotheid
humour geestigheid; humor aardigheid; gein; grap; uiting van vrolijkheid
plaisanterie geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; bak; canard; dwaasheid; gein; geintje; gekheid; gekkigheid; gekte; grap; grapje; grappenmakerij; grappigheid; grol; idioterie; jolijt; keet; kinderachtigheid; kluchtigheid; koddigheid; kwinkslag; leut; lol; lolletje; malheid; mop; plezier; presentje; pret; pretje; scherts; snaaksheid; uiting van vrolijkheid; vermakelijkheid; zotheid
rigolade geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; joligheid; jolijt; keet; leut; lol; lolletje; plezier; presentje; pret; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid
sottise geestigheid; humor aardigheid; absurditeit; dwaasheid; flauwe grap; flauwiteit; gebazel; gein; gekheid; gekkenpraat; gekkenwerk; gekkigheid; gekte; grap; idioterie; jolijt; keet; kinderachtigheid; leut; lol; malheid; mallepraat; malligheid; ongerijmdheid; onverstand; onzinnigheid; plezier; pret; schaapachtigheid; uiting van vrolijkheid; wartaal; zotheid
trait d'esprit geestigheid; humor aardigheid; aardigheidje; canard; gein; geintje; gekheid; grap; grapje; grol; kwinkslag; leukheid; lolletje; presentje; pretje; scherts; uiting van vrolijkheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
comique geestig; geinig; grappig; humoristisch; humoristische; kluchtig; koddig; komiek; komisch; lachwekkend; leuk; lollig; uiig

Wiktionary Translations for humor:

humor
noun
  1. (vieilli) Toute substance liquide qui se trouver dans un organisme.

Cross Translation:
FromToVia
humor fluide corporel; liquide biologique; humeur bodily fluid — biofluid
humor humour humour — something funny