Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. interpreteren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for interpreteren from Dutch to French

interpreteren:

interpreteren verbe (interpreteer, interpreteert, interpreteerde, interpreteerden, geïnterpreteerd)

  1. interpreteren (vertalen; vertolken)
    traduire; interpréter; faire une traduction
    • traduire verbe (traduis, traduit, traduisons, traduisez, )
    • interpréter verbe (interprète, interprètes, interprétons, interprétez, )

Conjugations for interpreteren:

o.t.t.
  1. interpreteer
  2. interpreteert
  3. interpreteert
  4. interpreteren
  5. interpreteren
  6. interpreteren
o.v.t.
  1. interpreteerde
  2. interpreteerde
  3. interpreteerde
  4. interpreteerden
  5. interpreteerden
  6. interpreteerden
v.t.t.
  1. heb geïnterpreteerd
  2. hebt geïnterpreteerd
  3. heeft geïnterpreteerd
  4. hebben geïnterpreteerd
  5. hebben geïnterpreteerd
  6. hebben geïnterpreteerd
v.v.t.
  1. had geïnterpreteerd
  2. had geïnterpreteerd
  3. had geïnterpreteerd
  4. hadden geïnterpreteerd
  5. hadden geïnterpreteerd
  6. hadden geïnterpreteerd
o.t.t.t.
  1. zal interpreteren
  2. zult interpreteren
  3. zal interpreteren
  4. zullen interpreteren
  5. zullen interpreteren
  6. zullen interpreteren
o.v.t.t.
  1. zou interpreteren
  2. zou interpreteren
  3. zou interpreteren
  4. zouden interpreteren
  5. zouden interpreteren
  6. zouden interpreteren
en verder
  1. is geïnterpreteerd
diversen
  1. interpreteer!
  2. interpreteert!
  3. geïnterpreteerd
  4. interpreterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for interpreteren:

VerbRelated TranslationsOther Translations
faire une traduction interpreteren; vertalen; vertolken
interpréter interpreteren; vertalen; vertolken acteren; begrijpen; beschrijven; een rol vertolken; komedie spelen; mededelen; opvatten; overbrengen; overzetten; tolken; toneelspelen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiteenzetten; uiten; uiting geven aan; verbeelden; verhalen; verpersonificeren; vertalen; vertellen; vertolken; verwoorden; weergeven; zeggen; zich aanstellen
traduire interpreteren; vertalen; vertolken beschrijven; dagvaarden; overbrengen; overzetten; translateren; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertalen; vertolken; verwoorden; weergeven

Wiktionary Translations for interpreteren:

interpreteren
verb
  1. uitleggen of opvatten
interpreteren
verb
  1. désuet|fr traduire d’une langue en une autre.