Dutch
Detailed Translations for las from Dutch to French
las:
-
de las (lasnaad; welnaad)
-
de las (samenvoeging; verbinding)
-
de las (tussenvoegsel; tussenstuk; tussenzetsel)
Translation Matrix for las:
Related Words for "las":
las form of lezen:
-
lezen
lire; étudier; s'informer-
lire verbe (lis, lit, lisons, lisez, lisent, lisais, lisait, lisions, lisiez, lisaient, lus, lut, lûmes, lûtes, lurent, lirai, liras, lira, lirons, lirez, liront)
-
étudier verbe (étudie, étudies, étudions, étudiez, étudient, étudiais, étudiait, étudiions, étudiiez, étudiaient, étudiai, étudias, étudia, étudiâmes, étudiâtes, étudièrent, étudierai, étudieras, étudiera, étudierons, étudierez, étudieront)
-
s'informer verbe
-
Conjugations for lezen:
o.t.t.
- lees
- leest
- leest
- lezen
- lezen
- lezen
o.v.t.
- las
- las
- las
- lazen
- lazen
- lazen
v.t.t.
- heb gelezen
- hebt gelezen
- heeft gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
- hebben gelezen
v.v.t.
- had gelezen
- had gelezen
- had gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
- hadden gelezen
o.t.t.t.
- zal lezen
- zult lezen
- zal lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
- zullen lezen
o.v.t.t.
- zou lezen
- zou lezen
- zou lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
- zouden lezen
en verder
- is gelezen
- zijn gelezen
diversen
- lees!
- leest!
- gelezen
- lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
lezen
Translation Matrix for lezen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
acte de lire | lezen | |
lecture | lezen | afspelen; geloofsleer; lectuur; leer; leerstelling; leerstuk; leesbeurt; leesvoer; lering; lezing; versie; voorlezing |
Verb | Related Translations | Other Translations |
lire | lezen | aflezen; afspelen; bestuderen; bijeen lezen; hardoplezen; uitlezen; voorlezen |
s'informer | lezen | aankomen; bestuderen; bezoeken; informeren; inlopen; langskomen; naslaan; naspeuren; nasporen; navorsen; navraag doen; navragen; op bezoek komen; opzoeken; voorbijkomen |
étudier | lezen | bestuderen; blokken; controleren; doornemen; doorvorsen; instuderen; leerstof erin stampen; leren; nagaan; nakijken; naspeuren; nasporen; navorsen; onderwijzen; onderzoeken; studeren |
Related Definitions for "lezen":
Wiktionary Translations for lezen:
lezen
Cross Translation:
verb
lezen
-
zien en interpreteren van tekst
- lezen → lire
noun
verb
-
interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lezen | → lire | ↔ lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen |
• lezen | → lire | ↔ read — look at and interpret letters or other information |
• lezen | → lire | ↔ read — have the ability to read text or other information |
• lezen | → lecture | ↔ reading — the process of interpreting written language |
• lezen | → feuilleter | ↔ skim — read quickly, skipping some detail |
las form of lassen:
-
lassen
souder; joindre-
souder verbe (soude, soudes, soudons, soudez, soudent, soudais, soudait, soudions, soudiez, soudaient, soudai, soudas, souda, soudâmes, soudâtes, soudèrent, souderai, souderas, soudera, souderons, souderez, souderont)
-
joindre verbe (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
-
lassen (aaneenlassen)
souder; braser; joindre; coudre; empatter-
souder verbe (soude, soudes, soudons, soudez, soudent, soudais, soudait, soudions, soudiez, soudaient, soudai, soudas, souda, soudâmes, soudâtes, soudèrent, souderai, souderas, soudera, souderons, souderez, souderont)
-
braser verbe
-
joindre verbe (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
coudre verbe (couds, coudt, cousons, cousez, cousent, cousais, cousait, cousions, cousiez, cousaient, cousis, cousit, cousîmes, cousîtes, cousirent, coudrai, coudras, coudra, coudrons, coudrez, coudront)
-
empatter verbe
-
Conjugations for lassen:
o.t.t.
- las
- last
- last
- lassen
- lassen
- lassen
o.v.t.
- laste
- laste
- laste
- lasten
- lasten
- lasten
v.t.t.
- heb gelast
- hebt gelast
- heeft gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
- hebben gelast
v.v.t.
- had gelast
- had gelast
- had gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
- hadden gelast
o.t.t.t.
- zal lassen
- zult lassen
- zal lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
- zullen lassen
o.v.t.t.
- zou lassen
- zou lassen
- zou lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
- zouden lassen
en verder
- is gelast
diversen
- las!
- last!
- gelast
- lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lassen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
joindre | aanlassen | |
soudures | lasnaden; lassen; welnaden | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
braser | aaneenlassen; lassen | |
coudre | aaneenlassen; lassen | hechten; vastnaaien |
empatter | aaneenlassen; lassen | |
joindre | aaneenlassen; lassen | aaneenschakelen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; binden; boeien; bundelen; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; ketenen; kluisteren; koppelen; meegeven; meesturen; meezenden; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen |
souder | aaneenlassen; lassen | hardsolderen; solderen |