Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. opsnijden:


Dutch

Detailed Translations for opsnijden from Dutch to French

opsnijden:

opsnijden verbe (snijd op, snijdt op, sneed op, sneden op, opgesneden)

  1. opsnijden (snoeven; opscheppen; grootspreken)
    fanfaronner; se vanter de
    • fanfaronner verbe (fanfaronne, fanfaronnes, fanfaronnons, fanfaronnez, )
    • se vanter de verbe

Conjugations for opsnijden:

o.t.t.
  1. snijd op
  2. snijdt op
  3. snijdt op
  4. snijden op
  5. snijden op
  6. snijden op
o.v.t.
  1. sneed op
  2. sneed op
  3. sneed op
  4. sneden op
  5. sneden op
  6. sneden op
v.t.t.
  1. heb opgesneden
  2. hebt opgesneden
  3. heeft opgesneden
  4. hebben opgesneden
  5. hebben opgesneden
  6. hebben opgesneden
v.v.t.
  1. had opgesneden
  2. had opgesneden
  3. had opgesneden
  4. hadden opgesneden
  5. hadden opgesneden
  6. hadden opgesneden
o.t.t.t.
  1. zal opsnijden
  2. zult opsnijden
  3. zal opsnijden
  4. zullen opsnijden
  5. zullen opsnijden
  6. zullen opsnijden
o.v.t.t.
  1. zou opsnijden
  2. zou opsnijden
  3. zou opsnijden
  4. zouden opsnijden
  5. zouden opsnijden
  6. zouden opsnijden
en verder
  1. is opgesneden
  2. zijn opgesneden
diversen
  1. snijd op!
  2. snijdt op!
  3. opgesneden
  4. opsnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opsnijden:

NounRelated TranslationsOther Translations
se vanter de beroemen
VerbRelated TranslationsOther Translations
fanfaronner grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; brallen; grootspreken; opscheppen; roem dragen
se vanter de grootspreken; opscheppen; opsnijden; snoeven beroemen; bogen; bogen op; brallen; grootspreken; opscheppen; roem dragen; zich kunnen beroemen op