Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. spalken:


Dutch

Detailed Translations for spalkte from Dutch to French

spalken:

spalken verbe (spalk, spalkt, spalkte, spalkten, gespalkt)

  1. spalken (een spalk zetten)
    se fendre; éclisser
    • se fendre verbe
    • éclisser verbe (éclisse, éclisses, éclissons, éclissez, )

Conjugations for spalken:

o.t.t.
  1. spalk
  2. spalkt
  3. spalkt
  4. spalken
  5. spalken
  6. spalken
o.v.t.
  1. spalkte
  2. spalkte
  3. spalkte
  4. spalkten
  5. spalkten
  6. spalkten
v.t.t.
  1. heb gespalkt
  2. hebt gespalkt
  3. heeft gespalkt
  4. hebben gespalkt
  5. hebben gespalkt
  6. hebben gespalkt
v.v.t.
  1. had gespalkt
  2. had gespalkt
  3. had gespalkt
  4. hadden gespalkt
  5. hadden gespalkt
  6. hadden gespalkt
o.t.t.t.
  1. zal spalken
  2. zult spalken
  3. zal spalken
  4. zullen spalken
  5. zullen spalken
  6. zullen spalken
o.v.t.t.
  1. zou spalken
  2. zou spalken
  3. zou spalken
  4. zouden spalken
  5. zouden spalken
  6. zouden spalken
en verder
  1. ben gespalkt
  2. bent gespalkt
  3. is gespalkt
  4. zijn gespalkt
  5. zijn gespalkt
  6. zijn gespalkt
diversen
  1. spalk!
  2. spalkt!
  3. gespalkt
  4. spalkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spalken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
se fendre een spalk zetten; spalken barsten; doorhakken; doorhouwen; doorklieven; doormidden hakken; in tweeën houwen; klieven; kloven; kunnen stikken; ontploffen; ploffen; splijten; splitsen; springen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; uiteensplijten
éclisser een spalk zetten; spalken

Related Words for "spalken":


External Machine Translations: