Dutch

Detailed Translations for verblijd from Dutch to French

verblijd:


Translation Matrix for verblijd:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
avec enjouement blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukpratend; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd
avec joie blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
content blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
de bonne humeur blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; gelukkig gestemd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedgezind; gunstig gezind; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk; welgemoed; welgestemd; welgezind
enchanté blij; verblijd; verheugd aangenaam; betoverd; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; gelukzalig; hoe maakt u het; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; verrukt; vrolijk; zalig; zielsgelukkig
enjoué blij; verblijd; verheugd bezet; blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; gemoedelijk; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; joviaal; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; speels; tierig; uitgelaten; vrolijk; welgemoed; welgestemd
gai blij; verblijd; verheugd aardig; bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; fideel; fleurig; geestig; geinig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; grappig; jolig; kleurig; koddig; komiek; komisch; kwiek; lachwekkend; leuk; levendig; levenslustig; lief; lollig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; speels; sympathiek; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
heureux blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolgelukkig; fortuinlijk; geluk genietend; gelukkig; gelukkig gestemd; gelukzalig; goed geluimd; heilzaam; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; triomfantelijk; verrukt; voorspoedig; vrolijk; welgestemd; zalig; zegenrijk; zielsgelukkig
joyeusement blij; verblijd; verheugd blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
joyeux blij; verblijd; verheugd bezet; blij; blijgeestig; blijgestemd; blijmoedig; dartel; druk; drukbezet; fideel; fleurig; geestig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; goedlachs; jolig; kleurig; kwiek; levendig; levenslustig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vreugdevol; vrolijk; wakker; welgemoed; welgestemd; zonnig
ravi blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
réjoui blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
réjouissant blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; hartverblijdend; hartverkwikkend; hartverwarmend; heugelijk; heuglijk; levendig; levenslustig; monter; opbeurend; opgetogen; opgewekt; opmonterend; opvrolijkend; tierig; verblijdend; verheugend; vrolijk
satisfait blij; verblijd; verheugd bevredigd; blij; blijgestemd; blijmoedig; dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig; genoeg; opgetogen; opgewekt; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan; vrolijk
transporté de joie blij; verblijd; verheugd blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; dolblij; inblij; levendig; levenslustig; monter; ontzettend blij; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk

Wiktionary Translations for verblijd:

verblijd
adjective
  1. Qui a de la joie, qui remplir de joie.

verblijd form of verblijden:

verblijden verbe (verblijd, verblijdt, verblijdde, verblijdden, verblijd)

  1. verblijden (verheugd; plezieren; in verrukking brengen; blij maken; verrukken)
    réjouir; faire plaisir à; enchanter; rendre service à; rendre heureux
    • réjouir verbe (réjouis, réjouit, réjouissons, réjouissez, )
    • enchanter verbe (enchante, enchantes, enchantons, enchantez, )

Conjugations for verblijden:

o.t.t.
  1. verblijd
  2. verblijdt
  3. verblijdt
  4. verblijden
  5. verblijden
  6. verblijden
o.v.t.
  1. verblijdde
  2. verblijdde
  3. verblijdde
  4. verblijdden
  5. verblijdden
  6. verblijdden
v.t.t.
  1. heb verblijd
  2. hebt verblijd
  3. heeft verblijd
  4. hebben verblijd
  5. hebben verblijd
  6. hebben verblijd
v.v.t.
  1. had verblijd
  2. had verblijd
  3. had verblijd
  4. hadden verblijd
  5. hadden verblijd
  6. hadden verblijd
o.t.t.t.
  1. zal verblijden
  2. zult verblijden
  3. zal verblijden
  4. zullen verblijden
  5. zullen verblijden
  6. zullen verblijden
o.v.t.t.
  1. zou verblijden
  2. zou verblijden
  3. zou verblijden
  4. zouden verblijden
  5. zouden verblijden
  6. zouden verblijden
diversen
  1. verblijd!
  2. verblijdt!
  3. verblijd
  4. verblijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verblijden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
enchanter blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken beheksen; bekoren; betoveren; bevallen
faire plaisir à blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken aangenaam aandoen; aanstaan; behagen; bevallen; blij maken; gelieven; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren; opfleuren; opmonteren; plezieren; verkwikken; vrolijker worden
rendre heureux blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken
rendre service à blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken blij maken; goeddoen; iemand een genoegen doen; iemand plezieren
réjouir blij maken; in verrukking brengen; plezieren; verblijden; verheugd; verrukken opvrolijken

Wiktionary Translations for verblijden:

verblijden