Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. verwijlen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verwijlen from Dutch to French

verwijlen:

verwijlen verbe (verwijl, verwijlt, verwijlde, verwijlden, verwijld)

  1. verwijlen (blijven; vertoeven; toeven)
    séjourner; s'arrêter
    • séjourner verbe (séjourne, séjournes, séjournons, séjournez, )
    • s'arrêter verbe

Conjugations for verwijlen:

o.t.t.
  1. verwijl
  2. verwijlt
  3. verwijlt
  4. verwijlen
  5. verwijlen
  6. verwijlen
o.v.t.
  1. verwijlde
  2. verwijlde
  3. verwijlde
  4. verwijlden
  5. verwijlden
  6. verwijlden
v.t.t.
  1. heb verwijld
  2. hebt verwijld
  3. heeft verwijld
  4. hebben verwijld
  5. hebben verwijld
  6. hebben verwijld
v.v.t.
  1. had verwijld
  2. had verwijld
  3. had verwijld
  4. hadden verwijld
  5. hadden verwijld
  6. hadden verwijld
o.t.t.t.
  1. zal verwijlen
  2. zult verwijlen
  3. zal verwijlen
  4. zullen verwijlen
  5. zullen verwijlen
  6. zullen verwijlen
o.v.t.t.
  1. zou verwijlen
  2. zou verwijlen
  3. zou verwijlen
  4. zouden verwijlen
  5. zouden verwijlen
  6. zouden verwijlen
diversen
  1. verwijl!
  2. verwijlt!
  3. verwijld
  4. verwijlend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for verwijlen:

NounRelated TranslationsOther Translations
s'arrêter tot stilstand komen
VerbRelated TranslationsOther Translations
s'arrêter blijven; toeven; vertoeven; verwijlen aflopen; blijven staan; halt houden; inhouden; stilhouden; stilstaan; stilvallen; stoppen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
séjourner blijven; toeven; vertoeven; verwijlen ergens zijn; leven; logeren; resideren; verblijven; wonen; zich ophouden

Wiktionary Translations for verwijlen:

verwijlen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens.