Dutch

Detailed Translations for vlijt from Dutch to French

vlijt:

vlijt [de ~] nom

  1. de vlijt (nijverheid; ijverigheid; werklust; )
    la diligence; l'assiduité; le zèle; l'industrie; l'ardeur; l'application; l'élan; la ferveur

Translation Matrix for vlijt:

NounRelated TranslationsOther Translations
application ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid aandrang; aanleggen; aanwenden; aanwending; ambitie; applicatie; arbeidzaamheid; behandeling; boordsel; devotie; doel; doeleinde; drang; eerzucht; galon; gebruik; genegenheid; hantering; ijver; industrie; inzet; omzoming; oplegsel; overgave; passement; programma; streven; tak van nijverheid; toegewijdheid; toepassing; toewijding; trouw; zakelijke toepassing; zorgzaamheid
ardeur ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid aandrang; aandrift; ambitie; animo; belangstelling; bevlogenheid; bezieling; daadkracht; devotie; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; elan; energie; enthousiasme; esprit; fascinatie; felheid; fut; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; ijver; intensiteit; interesse; inzet; kracht; lust; momentum; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; puf; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlam; vurigheid; vuur; warmte; wellust; werklust; woeligheid; zin; zorgzaamheid
assiduité ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid devotie; genegenheid; ijver; inzet; overgave; toegewijdheid; toewijding; trouw; zorgzaamheid
diligence ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid industrie; postkoets; tak van nijverheid
ferveur ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid animo; belangstelling; drift; elan; fascinatie; geboeidheid; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; interesse; overgave; passie; pit; temperament; vlam; vurigheid; vuur; zin
industrie ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid arbeidzaamheid
zèle ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid aandrang; ambitie; arbeidskracht; arbeidsvermogen; bezetenheid; drang; drift; eerzucht; hartstocht; obsessie; passie; vuur; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
élan ijver; ijverigheid; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; vlijt; vlijtigheid; werklust; werkzaamheid animo; belangstelling; bevlogenheid; bezieling; drift; enthousiasme; fascinatie; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; hartstocht; interesse; passie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vuur; zin
ModifierRelated TranslationsOther Translations
zèle toegewijd

Wiktionary Translations for vlijt:

vlijt
noun
  1. Action d’appliquer

vlijen:

vlijen verbe (vlij, vlijt, vlijde, vlijden, gevlijd)

  1. vlijen
    ranger; se blottir contre; coucher délicatement; arranger; s'étendre; s'allonger; mettre en ordre; poser en douceur
    • ranger verbe (range, ranges, rangeons, rangez, )
    • arranger verbe (arrange, arranges, arrangeons, arrangez, )
    • s'étendre verbe
    • s'allonger verbe

Conjugations for vlijen:

o.t.t.
  1. vlij
  2. vlijt
  3. vlijt
  4. vlijen
  5. vlijen
  6. vlijen
o.v.t.
  1. vlijde
  2. vlijde
  3. vlijde
  4. vlijden
  5. vlijden
  6. vlijden
v.t.t.
  1. heb gevlijd
  2. hebt gevlijd
  3. heeft gevlijd
  4. hebben gevlijd
  5. hebben gevlijd
  6. hebben gevlijd
v.v.t.
  1. had gevlijd
  2. had gevlijd
  3. had gevlijd
  4. hadden gevlijd
  5. hadden gevlijd
  6. hadden gevlijd
o.t.t.t.
  1. zal vlijen
  2. zult vlijen
  3. zal vlijen
  4. zullen vlijen
  5. zullen vlijen
  6. zullen vlijen
o.v.t.t.
  1. zou vlijen
  2. zou vlijen
  3. zou vlijen
  4. zouden vlijen
  5. zouden vlijen
  6. zouden vlijen
diversen
  1. vlij!
  2. vlijt!
  3. gevlijd
  4. vlijend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vlijen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arranger vlijen afspreken; arrangeren; bedisselen; bijleggen; coördineren; effenen; egaliseren; fatsoeneren; fiksen; flikken; goedmaken; groeperen; herstellen; iets op touw zetten; in goede staat brengen; in orde brengen; in orde maken; indelen; inrichten; installeren; instrumenteren; klaarspelen; opkalefateren; opknappen; oplappen; opvijzelen; ordenen; orkestreren; rangeren; rangordenen; rangschikken; regelen; renoveren; ruzie afsluiten; schiften; schikken; sorteren; systematiseren; uitzoeken; vereffenen; voor elkaar krijgen
coucher délicatement vlijen
mettre en ordre vlijen op orde brengen
poser en douceur vlijen
ranger vlijen archiveren; bergen; bewaren; bijeen scharrelen; deponeren; inschikken; leggen; neerleggen; opbergen; opruimen; opschonen; opslaan; opzij leggen; parkeren; plaatsen; rangordenen; rangschikken; samenpakken; samenrapen; scharen; stallen; stouwen; wegbergen; wegleggen; wegzetten; zetten
s'allonger vlijen neervlijen
s'étendre vlijen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; afdwalen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; neervlijen; omhooggaan; opzetten; rekken; stijgen; toenemen; uitstrekken; uitweiden; vermeerderen
se blottir contre vlijen

Wiktionary Translations for vlijen:

vlijen
verb
  1. Coucher quelqu’un

Related Translations for vlijt