Dutch

Detailed Translations for voldaan from Dutch to French

voldaan:


Translation Matrix for voldaan:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
content bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan blij; blijgestemd; blijmoedig; opgetogen; opgewekt; verblijd; verheugd; vrolijk
réjoui bevredigd; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan blij; blijgestemd; blijmoedig; opgetogen; opgewekt; verblijd; verheugd; vrolijk
satisfait bevredigd; gelukkig; genoeg; tevreden; vergenoegd; verzadigd; voldaan blij; blijgestemd; blijmoedig; dolgelukkig; geluk genietend; gelukkig; opgetogen; opgewekt; verblijd; verheugd; vrolijk

Related Words for "voldaan":


Wiktionary Translations for voldaan:

voldaan
adjective
  1. Fini, parfait
  2. À trier

Cross Translation:
FromToVia
voldaan accompli accomplished — completed
voldaan rassassié; repu sated — in a state of complete satisfaction
voldaan satisfait; satisfaite satisfied — in a state of satisfaction

voldoen:

voldoen verbe (voldoe, voldoet, voldeed, voldeden, voldaan)

  1. voldoen (volstaan)
    suffire; satisfaire
    • suffire verbe (suffis, suffit, suffisons, suffisez, )
    • satisfaire verbe (satisfais, satisfait, satisfaisons, satisfaites, )
  2. voldoen (vereffenen; betalen)
    acquitter; achever; solder; régler; payer; assimiler; niveler; payer la note; égaliser; s'acquitter de
    • acquitter verbe (acquitte, acquittes, acquittons, acquittez, )
    • achever verbe (achève, achèves, achevons, achevez, )
    • solder verbe (solde, soldes, soldons, soldez, )
    • régler verbe (règle, règles, réglons, réglez, )
    • payer verbe (paye, payes, payons, payez, )
    • assimiler verbe (assimile, assimiles, assimilons, assimilez, )
    • niveler verbe (nivelle, nivelles, nivelons, nivelez, )
    • égaliser verbe (égalise, égalises, égalisons, égalisez, )
  3. voldoen (rekening betalen)
    satisfaire; régler une facture; payer
    • satisfaire verbe (satisfais, satisfait, satisfaisons, satisfaites, )
    • payer verbe (paye, payes, payons, payez, )
  4. voldoen (betalen)
    payer; régler; payer la note; solder; égaliser; s'acquitter de
    • payer verbe (paye, payes, payons, payez, )
    • régler verbe (règle, règles, réglons, réglez, )
    • solder verbe (solde, soldes, soldons, soldez, )
    • égaliser verbe (égalise, égalises, égalisons, égalisez, )

Conjugations for voldoen:

o.t.t.
  1. voldoe
  2. voldoet
  3. voldoet
  4. voldoen
  5. voldoen
  6. voldoen
o.v.t.
  1. voldeed
  2. voldeed
  3. voldeed
  4. voldeden
  5. voldeden
  6. voldeden
v.t.t.
  1. heb voldaan
  2. hebt voldaan
  3. heeft voldaan
  4. hebben voldaan
  5. hebben voldaan
  6. hebben voldaan
v.v.t.
  1. had voldaan
  2. had voldaan
  3. had voldaan
  4. hadden voldaan
  5. hadden voldaan
  6. hadden voldaan
o.t.t.t.
  1. zal voldoen
  2. zult voldoen
  3. zal voldoen
  4. zullen voldoen
  5. zullen voldoen
  6. zullen voldoen
o.v.t.t.
  1. zou voldoen
  2. zou voldoen
  3. zou voldoen
  4. zouden voldoen
  5. zouden voldoen
  6. zouden voldoen
diversen
  1. voldoe!
  2. voldoet!
  3. voldaan
  4. voldoend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

voldoen [znw.] nom

  1. voldoen (betalen; dokken)
    le paiement; le remboursement; le règlement; la contribution; l'acquittement

Translation Matrix for voldoen:

NounRelated TranslationsOther Translations
acquittement betalen; dokken; voldoen aanzuivering; afbetalen; afbetaling; afdoening; afhandeling; aflossen; afrekenen; afrekening; afwikkeling; compensatie; kwijting; tegemoetkoming; vereffenen; vereffening; verrekening; vrijspraak
contribution betalen; dokken; voldoen afdracht; belasting; bijdrage; contributie; lidmaatschapsgeld; overheidsbelasting
paiement betalen; dokken; voldoen afrekening; betaling; kwijting; uitbetaling; vereffening; verrekening
remboursement betalen; dokken; voldoen afbetalen; aflossen; aflossing; restitutie; stornoboeking; terugbetaling; terugboeking; teruggave; weergave
règlement betalen; dokken; voldoen aanwijzing; aanzuivering; afbetaling; afdoening; afhandelen; afhandeling; afrekening; afwikkeling; arrangement; betaling; dienstvoorschrift; discipline; dwang; gehoorzaamheid; handvest; onderwerping; orde; regeling; reglement; richtlijn; schaderegeling; statuut; tucht; vereffening; verordening; verrekening
égaliser vlak maken
VerbRelated TranslationsOther Translations
achever betalen; vereffenen; voldoen aankomen; afdoen; afkrijgen; afmaken; afronden; afslijten door erop te zitten; afsluiten; afwerken; afzitten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; ophouden; perfectioneren; regelen; stoppen; ten einde dragen; ten einde schrijven; ten einde spelen; uitdragen; uitdrinken; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; voldragen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
acquitter betalen; vereffenen; voldoen aanzuiveren; afbetalen; aflossen; afrekenen; dechargeren; effenen; egaliseren; genoegdoen; inlossen; nabetalen; onschuldig verklaren; vereffenen; verrekenen; vrijpleiten; vrijspreken; zuiveren
assimiler betalen; vereffenen; voldoen absorberen; assimileren; gelijkstellen; opnemen; opslorpen; opslurpen
niveler betalen; vereffenen; voldoen afstompen; assimileren; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; vervlakken; vlak maken
payer betalen; rekening betalen; vereffenen; voldoen aanzuiveren; afbetalen; afrekenen; bekostigen; belonen; betalen; bezoldigen; boeten; dokken; doorbetalen; genoegdoen; honoreren; lonen; nabetalen; salariëren; uitbetalen; vereffenen; verrekenen
payer la note betalen; vereffenen; voldoen
régler betalen; vereffenen; voldoen aanpassen; aanzuiveren; afbetalen; afdoen; aflossen; afrekenen; afstellen; afstemmen; behandelen; bijleggen; bijstellen; effenen; egaliseren; fiksen; gelijkschakelen; genoegdoen; goedmaken; herstellen; iets afhandelen; in orde maken; inlossen; instellen; klaren; maken; nabetalen; rechtzetten; regelen; repareren; ruzie afsluiten; ruzie bijleggen; uitpraten; vereffenen; verrekenen
régler une facture rekening betalen; voldoen
s'acquitter de betalen; vereffenen; voldoen aanzuiveren; afkrijgen; afmaken; afronden; afwerken; beëindigen; completeren; doen; een einde maken aan; genoegdoen; handelen; klaarkrijgen; klaarmaken; kwijten; nabetalen; uitrichten; uitvoeren; verrichten; volbrengen; volmaken; voltooien; zich kwijten
satisfaire rekening betalen; voldoen; volstaan begeerte stillen; bevredigen; tevreden stellen; tevredenstellen; vergenoegen; verzadigen; voldoening geven; zich de buik vol eten
solder betalen; vereffenen; voldoen aanzuiveren; bergen; effenen; egaliseren; genoegdoen; lager maken; nabetalen; opruimen; uitverkopen; vereffenen; verlagen; verrekenen
suffire voldoen; volstaan genoeg zijn; tevreden stellen; toereikend zijn; vergenoegen; voldoende zijn
égaliser betalen; vereffenen; voldoen afplatten; assimileren; bijknippen; een beetje knippen; effenen; egaliseren; gelijkmaken; gladmaken; nivelleren; platmaken; vlak maken
- betalen

Synonyms for "voldoen":


Antonyms for "voldoen":


Related Definitions for "voldoen":

  1. geld geven in ruil voor iets anders1
    • u moet deze rekening nog voldoen1
  2. eraan beantwoorden1
    • hij voldoet aan alle eisen voor deze baan1

Wiktionary Translations for voldoen:

voldoen
Cross Translation:
FromToVia
voldoen payer foot — pay
voldoen satisfaire satisfy — to meet needs, to fulfill
voldoen suffire suffice — be enough, sufficient, adequate
voldoen satisfaire befriedigen — die Erwartungen oder Bedürfnisse von jemandem erfüllen
voldoen correspondre entsprechen — (mit Dativ) auf gleichem oder angemessenem Niveau sein
voldoen satisfaire entsprechen — (mit Dativ) die Anforderungen oder Wunsch erfüllen
voldoen satisfaire genügen — bestimmte Anforderungen erfüllen
voldoen suffire genügen — für einen bestimmten Zweck in ausreichendem Maß zur Verfügung stehen