Dutch

Detailed Synonyms for bak in Dutch

bak:

bak [de ~ (m)] nom

  1. de bak
    de vat; de barrel; de ton; het fust; de bak; de emmer; de pot; de teil; de kuip
  2. de bak
    de bak; de etensbak
  3. de bak
    de container; het reservoir; de bak
  4. de bak
    de grap; de bak; de mop
    • grap [de ~] nom
    • bak [de ~ (m)] nom
    • mop [de ~] nom
  5. de bak
    de gevangenis; de doos; de petoet; de lik; de strafgevangenis; strafplaats; de bak; de strafinrichting; het spinhuis; de nor; de bajes
  6. de bak
    de bak; de kattenbak; poezenbak
  7. de bak
    de bak
    • bak [de ~ (m)] nom

Related Words for "bak":


bakken:

bakken verbe (bak, bakt, bakte, bakten, gebakken)

  1. bakken
    bakken
    • bakken verbe (bak, bakt, bakte, bakten, gebakken)

Conjugations for bakken:

o.t.t.
  1. bak
  2. bakt
  3. bakt
  4. bakken
  5. bakken
  6. bakken
o.v.t.
  1. bakte
  2. bakte
  3. bakte
  4. bakten
  5. bakten
  6. bakten
v.t.t.
  1. heb gebakken
  2. hebt gebakken
  3. heeft gebakken
  4. hebben gebakken
  5. hebben gebakken
  6. hebben gebakken
v.v.t.
  1. had gebakken
  2. had gebakken
  3. had gebakken
  4. hadden gebakken
  5. hadden gebakken
  6. hadden gebakken
o.t.t.t.
  1. zal bakken
  2. zult bakken
  3. zal bakken
  4. zullen bakken
  5. zullen bakken
  6. zullen bakken
o.v.t.t.
  1. zou bakken
  2. zou bakken
  3. zou bakken
  4. zouden bakken
  5. zouden bakken
  6. zouden bakken
diversen
  1. bak!
  2. bakt!
  3. gebakken
  4. bakkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

bakken [de ~] nom, pluriel

  1. de bakken
    de bakken; de gevangenissen; de likken; de norren

Related Words for "bakken":