Dutch

Detailed Synonyms for begin in Dutch

begin:

begin [het ~] nom

  1. het begin
    het begin; de opening; de aanvang; de start; de inzet
  2. het begin
    – wat het eerst gebeurt, wat je het eerst doet 1
    het begin
    – wat het eerst gebeurt, wat je het eerst doet 1
    • begin [het ~] nom
      • het begin van dit boek is prachtig, het einde valt tegen.1

Related Words for "begin":


Alternate Synonyms for "begin":


Antonyms for "begin":


Related Definitions for "begin":

  1. wat het eerst gebeurt, wat je het eerst doet1
    • het begin van dit boek is prachtig, het einde valt tegen.1

begin form of beginnen:

beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)

  1. beginnen
    starten; beginnen; aanvangen; van start gaan
    • starten verbe (start, startte, startten, gestart)
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • aanvangen verbe (vang aan, vangt aan, ving aan, vingen aan, aangevangen)
  2. beginnen
    beginnen; aanbreken; een begin nemen
  3. beginnen
    beginnen; aanknopen; aanbinden
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • aanknopen verbe (knoop aan, knoopt aan, knoopte aan, knoopten aan, aangeknoopt)
    • aanbinden verbe (bind aan, bindt aan, bond aan, bonden aan, aangebonden)
  4. beginnen
    inluiden; beginnen; starten
    • inluiden verbe (luid in, luidt in, luidde in, luidden in, ingeluid)
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • starten verbe (start, startte, startten, gestart)
  5. beginnen
    beginnen; op gang komen; inzetten; intreden
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
    • inzetten verbe (zet in, zette in, zetten in, ingezet)
    • intreden verbe (treed in, treedt in, trad in, traden in, ingetreden)
  6. beginnen
    – het laten ontstaan 1
    beginnen; oprichten; stichten
    – het laten ontstaan 1
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
      • ?1
    • oprichten verbe (richt op, richtte op, richtten op, opgericht)
      • hij richtte een oudercommissie op1
    • stichten verbe (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)
      • we gaan een gezin stichten1
  7. beginnen
    – het gaan doen 1
    beginnen; starten
    – het gaan doen 1
    • beginnen verbe (begin, begint, begon, begonnen, begonnen)
      • zuchtend begint Jan met zijn huiswerk1
    • starten verbe (start, startte, startten, gestart)
      • we starten een actie1

Conjugations for beginnen:

o.t.t.
  1. begin
  2. begint
  3. begint
  4. beginnen
  5. beginnen
  6. beginnen
o.v.t.
  1. begon
  2. begon
  3. begon
  4. begonnen
  5. begonnen
  6. begonnen
v.t.t.
  1. ben begonnen
  2. bent begonnen
  3. is begonnen
  4. zijn begonnen
  5. zijn begonnen
  6. zijn begonnen
v.v.t.
  1. was begonnen
  2. was begonnen
  3. was begonnen
  4. waren begonnen
  5. waren begonnen
  6. waren begonnen
o.t.t.t.
  1. zal beginnen
  2. zult beginnen
  3. zal beginnen
  4. zullen beginnen
  5. zullen beginnen
  6. zullen beginnen
o.v.t.t.
  1. zou beginnen
  2. zou beginnen
  3. zou beginnen
  4. zouden beginnen
  5. zouden beginnen
  6. zouden beginnen
diversen
  1. begin!
  2. begint!
  3. begonnen
  4. beginnend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

beginnen [znw.] nom

  1. beginnen
    aanvangen; beginnen

Related Words for "beginnen":


Alternate Synonyms for "beginnen":


Antonyms for "beginnen":


Related Definitions for "beginnen":

  1. het laten ontstaan1
    • ?1
  2. het gaan doen1
    • zuchtend begint Jan met zijn huiswerk1

Related Synonyms for begin