Dutch
Detailed Synonyms for beschonken in Dutch
beschonken:
-
beschonken
dronken; beschonken; ladderzat; zat; bezopen-
dronken adj
-
beschonken adj
-
ladderzat adj
-
zat adj
-
bezopen adj
-
-
beschonken
tipsy; aangeschoten; beneveld; teut; beschonken-
tipsy adj
-
aangeschoten adj
-
beneveld adj
-
teut adj
-
beschonken adj
-
-
beschonken
aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken-
aangeschoten adj
-
beneveld adj
-
beschonken adj
-
dronken adj
-
Related Words for "beschonken":
beschenken:
-
beschenken
Conjugations for beschenken:
o.t.t.
- beschenk
- beschenkt
- beschenkt
- beschenken
- beschenken
- beschenken
o.v.t.
- beschonk
- beschonk
- beschonk
- beschonken
- beschonken
- beschonken
v.t.t.
- heb beschonken
- hebt beschonken
- heeft beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
- hebben beschonken
v.v.t.
- had beschonken
- had beschonken
- had beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
- hadden beschonken
o.t.t.t.
- zal beschenken
- zult beschenken
- zal beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
- zullen beschenken
o.v.t.t.
- zou beschenken
- zou beschenken
- zou beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
- zouden beschenken
diversen
- beschenk!
- beschenkt!
- beschonken
- beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze