Dutch

Detailed Synonyms for pakken in Dutch

pakken:

pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)

  1. pakken
    pakken; halen
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • halen verbe (haal, haalt, haalde, haalden, gehaald)
  2. pakken
    grijpen; pakken; vangen; verstrikken; vatten; klauwen
    • grijpen verbe (grijp, grijpt, greep, grepen, gegrepen)
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
    • vangen verbe (vang, vangt, ving, vingen, gevangen)
    • verstrikken verbe (verstrik, verstrikt, verstrikte, verstrikten, verstrikt)
    • vatten verbe (vat, vatte, vatten, gevat)
    • klauwen verbe (klauw, klauwt, klauwde, klauwden, geklauwd)
  3. pakken
    nemen
    – het grijpen of tevoorschijn halen 1
    • nemen verbe (neem, neemt, nam, namen, genomen)
      • neem maar een koekje hoor!1
    pakken
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
  4. pakken
    – vast blijven zitten 1
    houden; pakken
    – vast blijven zitten 1
    • houden verbe (houd, houdt, hield, hielden, gehouden)
      • deze lijm houdt goed1
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
      • deze lijm pakt niet1
  5. pakken
    – alles wat je mee wilt nemen, erin doen 1
    pakken
    – alles wat je mee wilt nemen, erin doen 1
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
      • ik moet mijn koffer nog pakken1
  6. pakken
    – het grijpen of tevoorschijn halen 1
    nemen; pakken
    – het grijpen of tevoorschijn halen 1
    • nemen verbe (neem, neemt, nam, namen, genomen)
      • neem maar een koekje hoor!1
    • pakken verbe (pak, pakt, pakte, pakten, gepakt)
      • pak maar een koekje1

Conjugations for pakken:

o.t.t.
  1. pak
  2. pakt
  3. pakt
  4. pakken
  5. pakken
  6. pakken
o.v.t.
  1. pakte
  2. pakte
  3. pakte
  4. pakten
  5. pakten
  6. pakten
v.t.t.
  1. heb gepakt
  2. hebt gepakt
  3. heeft gepakt
  4. hebben gepakt
  5. hebben gepakt
  6. hebben gepakt
v.v.t.
  1. had gepakt
  2. had gepakt
  3. had gepakt
  4. hadden gepakt
  5. hadden gepakt
  6. hadden gepakt
o.t.t.t.
  1. zal pakken
  2. zult pakken
  3. zal pakken
  4. zullen pakken
  5. zullen pakken
  6. zullen pakken
o.v.t.t.
  1. zou pakken
  2. zou pakken
  3. zou pakken
  4. zouden pakken
  5. zouden pakken
  6. zouden pakken
en verder
  1. ben gepakt
  2. bent gepakt
  3. is gepakt
  4. zijn gepakt
  5. zijn gepakt
  6. zijn gepakt
diversen
  1. pak!
  2. pakt!
  3. gepakt
  4. pakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "pakken":


Alternate Synonyms for "pakken":


Antonyms for "pakken":


Related Definitions for "pakken":

  1. vast blijven zitten1
    • deze lijm pakt niet1
  2. alles wat je mee wilt nemen, erin doen1
    • ik moet mijn koffer nog pakken1
  3. het grijpen of tevoorschijn halen1
    • pak maar een koekje1

pakken form of pak:

pak [de ~ (m)] nom

  1. de pak
    het kostuum; het maatpak; de pak
  2. de pak
    de baal; de pak
    • baal [de ~] nom
    • pak [de ~ (m)] nom
  3. de pak
    de pak; het herenkostuum
  4. de pak
    – bundel van iets 1
    de pak
    – bundel van iets 1
    • pak [de ~ (m)] nom
      • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  5. de pak
    – grote hoeveelheid 1
    de pak
    – grote hoeveelheid 1
    • pak [de ~ (m)] nom
      • er ligt een dik pak sneeuw1
  6. de pak
    – kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten 1
    de pak
    – kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten 1
    • pak [de ~ (m)] nom
      • ik koop drie pakken melk1
  7. de pak
    – kleren die bij elkaar horen 1
    de pak
    – kleren die bij elkaar horen 1
    • pak [de ~ (m)] nom
      • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  8. de pak
    – wat ingepakt is 1
    de pak
    – wat ingepakt is 1
    • pak [de ~ (m)] nom
      • er kwam een pakje met de post1

Related Words for "pak":


Alternate Synonyms for "pak":


Related Definitions for "pak":

  1. bundel van iets1
    • hij heeft een pak oude kranten bij zich1
  2. grote hoeveelheid1
    • er ligt een dik pak sneeuw1
  3. kartonnen doos waar levensmiddelen in zitten1
    • ik koop drie pakken melk1
  4. kleren die bij elkaar horen1
    • vader droeg een pak met een grijs streepje1
  5. wat ingepakt is1
    • er kwam een pakje met de post1

Related Synonyms for pakken