Dutch

Detailed Synonyms for schreeuwen in Dutch

schreeuwen:

schreeuwen verbe (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)

  1. schreeuwen
    schreeuwen; brullen; bulderen; daveren; blaffen
    • schreeuwen verbe (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
    • brullen verbe (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • bulderen verbe (bulder, buldert, bulderde, bulderden, gebulderd)
    • daveren verbe (daver, davert, daverde, daverden, gedaverd)
    • blaffen verbe (blaf, blaft, blafte, blaften, geblaft)
  2. schreeuwen
    schreeuwen; gillen; krijsen
    • schreeuwen verbe (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
    • gillen verbe (gil, gilt, gilde, gilden, gegild)
    • krijsen verbe (krijs, krijst, krijste, krijsten, gekrijst)
  3. schreeuwen
    schreeuwen; blaffen; brullen; bulderen
    • schreeuwen verbe (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
    • blaffen verbe (blaf, blaft, blafte, blaften, geblaft)
    • brullen verbe (brul, brult, brulde, brulden, gebruld)
    • bulderen verbe (bulder, buldert, bulderde, bulderden, gebulderd)
  4. schreeuwen
    – het hard roepen 1
    schreeuwen
    – het hard roepen 1
    • schreeuwen verbe (schreeuw, schreeuwt, schreeuwde, schreeuwden, geschreeuwd)
      • schreeuw niet zo, ik versta je wel!1

Conjugations for schreeuwen:

o.t.t.
  1. schreeuw
  2. schreeuwt
  3. schreeuwt
  4. schreeuwen
  5. schreeuwen
  6. schreeuwen
o.v.t.
  1. schreeuwde
  2. schreeuwde
  3. schreeuwde
  4. schreeuwden
  5. schreeuwden
  6. schreeuwden
v.t.t.
  1. heb geschreeuwd
  2. hebt geschreeuwd
  3. heeft geschreeuwd
  4. hebben geschreeuwd
  5. hebben geschreeuwd
  6. hebben geschreeuwd
v.v.t.
  1. had geschreeuwd
  2. had geschreeuwd
  3. had geschreeuwd
  4. hadden geschreeuwd
  5. hadden geschreeuwd
  6. hadden geschreeuwd
o.t.t.t.
  1. zal schreeuwen
  2. zult schreeuwen
  3. zal schreeuwen
  4. zullen schreeuwen
  5. zullen schreeuwen
  6. zullen schreeuwen
o.v.t.t.
  1. zou schreeuwen
  2. zou schreeuwen
  3. zou schreeuwen
  4. zouden schreeuwen
  5. zouden schreeuwen
  6. zouden schreeuwen
en verder
  1. ben geschreeuwd
  2. bent geschreeuwd
  3. is geschreeuwd
  4. zijn geschreeuwd
  5. zijn geschreeuwd
  6. zijn geschreeuwd
diversen
  1. schreeuw!
  2. schreeuwt!
  3. geschreeuwd
  4. schreeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schreeuwen [de ~] nom, pluriel

  1. de schreeuwen
    de roepen; de schreeuwen; de kreten; de gillen

Related Words for "schreeuwen":


Antonyms for "schreeuwen":


Related Definitions for "schreeuwen":

  1. het hard roepen1
    • schreeuw niet zo, ik versta je wel!1

schreeuwen form of schreeuw:

schreeuw [de ~ (m)] nom

  1. de schreeuw
    de schreeuw; de roep; de uitroep; de kreet; de gil

Related Words for "schreeuw":