Dutch
Detailed Synonyms for splinteren in Dutch
splinteren:
-
splinteren
Conjugations for splinteren:
o.t.t.
- splinter
- splintert
- splintert
- splinteren
- splinteren
- splinteren
o.v.t.
- splinterde
- splinterde
- splinterde
- splinterden
- splinterden
- splinterden
v.t.t.
- ben gesplinterd
- bent gesplinterd
- is gesplinterd
- zijn gesplinterd
- zijn gesplinterd
- zijn gesplinterd
v.v.t.
- was gesplinterd
- was gesplinterd
- was gesplinterd
- waren gesplinterd
- waren gesplinterd
- waren gesplinterd
o.t.t.t.
- zal splinteren
- zult splinteren
- zal splinteren
- zullen splinteren
- zullen splinteren
- zullen splinteren
o.v.t.t.
- zou splinteren
- zou splinteren
- zou splinteren
- zouden splinteren
- zouden splinteren
- zouden splinteren
diversen
- splinter!
- splintert!
- gesplinterd
- splinterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Related Words for "splinteren":
splinteren form of splinter:
-
de splinter
-
de splinter
– klein stukje materiaal dat ergens vanaf is gesprongen 1