Summary
Dutch Synonyms:   more detail...
  1. streep:
  2. strepen:


Dutch

Detailed Synonyms for streep in Dutch

streep:

streep [de ~] nom

  1. de streep
    de lijn; de linie; de streep
  2. de streep
    – verbinding tussen twee punten op een ondergrond 1
    de lijn; de streep
    – verbinding tussen twee punten op een ondergrond 1
    • lijn [de ~] nom
      • in de driehoek trok hij een lijn1
    • streep [de ~] nom
      • er liep een witte streep over het midden van de weg1

Related Words for "streep":


Alternate Synonyms for "streep":


Related Definitions for "streep":

  1. verbinding tussen twee punten op een ondergrond1
    • er liep een witte streep over het midden van de weg1

streep form of strepen:

strepen [de ~] nom, pluriel

  1. de strepen
    de strepen

strepen verbe (streep, streept, streepte, streepten, getreept)

  1. strepen
    strepen; strepen trekken
    • strepen verbe (streep, streept, streepte, streepten, getreept)
    • strepen trekken verbe (trek streep, trekt streep, trok streep, trokken streep, streep getrokkenn)

Conjugations for strepen:

o.t.t.
  1. streep
  2. streept
  3. streept
  4. strepen
  5. strepen
  6. strepen
o.v.t.
  1. streepte
  2. streepte
  3. streepte
  4. streepten
  5. streepten
  6. streepten
v.t.t.
  1. ben getreept
  2. bent getreept
  3. is getreept
  4. zijn getreept
  5. zijn getreept
  6. zijn getreept
v.v.t.
  1. was getreept
  2. was getreept
  3. was getreept
  4. waren getreept
  5. waren getreept
  6. waren getreept
o.t.t.t.
  1. zal strepen
  2. zult strepen
  3. zal strepen
  4. zullen strepen
  5. zullen strepen
  6. zullen strepen
o.v.t.t.
  1. zou strepen
  2. zou strepen
  3. zou strepen
  4. zouden strepen
  5. zouden strepen
  6. zouden strepen
diversen
  1. streep!
  2. streept!
  3. getreept
  4. strepend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Related Words for "strepen":