Dutch

Detailed Synonyms for vaststellen in Dutch

vaststellen:

vaststellen verbe (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)

  1. vaststellen
    vaststellen; determineren; bepalen
    • vaststellen verbe (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
    • determineren verbe (determineer, determineert, determineerde, determineerden, gedetermineerd)
    • bepalen verbe (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
  2. vaststellen
    vaststellen; constateren
    • vaststellen verbe (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
    • constateren verbe (constateer, constateert, constateerde, constateerden, geconstateerd)
  3. vaststellen
    – zeggen hoe het is of wat er gebeurt 1
    bepalen; vaststellen; besluiten; beslissen; uitmaken
    – zeggen hoe het is of wat er gebeurt 1
    • bepalen verbe (bepaal, bepaalt, bepaalde, bepaalden, bepaalt)
      • Ahmed bepaalt wie vandaag kookt1
    • vaststellen verbe (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
      • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden1
    • besluiten verbe (besluit, besloot, besloten, besloten)
      • we besloten dit jaar niet met vakantie te gaan1
    • beslissen verbe (beslis, beslist, besliste, beslisten, beslist)
      • de directie beslist wie de baan krijgt1
    • uitmaken verbe (maak uit, maakt uit, maakte uit, maakten uit, uitgemaakt)
      • ik maak zelf wel uit hoe laat ik naar bed ga1
  4. vaststellen
    – zien dat het zo is 1
    vaststellen; constateren
    – zien dat het zo is 1
    • vaststellen verbe (stel vast, stelt vast, stelde vast, stelden vast, vastgesteld)
      • hij stelde vast dat ze groene ogen had1
    • constateren verbe (constateer, constateert, constateerde, constateerden, geconstateerd)
      • ik constateerde dat Yvo thuis was1

Conjugations for vaststellen:

o.t.t.
  1. stel vast
  2. stelt vast
  3. stelt vast
  4. stellen vast
  5. stellen vast
  6. stellen vast
o.v.t.
  1. stelde vast
  2. stelde vast
  3. stelde vast
  4. stelden vast
  5. stelden vast
  6. stelden vast
v.t.t.
  1. heb vastgesteld
  2. hebt vastgesteld
  3. heeft vastgesteld
  4. hebben vastgesteld
  5. hebben vastgesteld
  6. hebben vastgesteld
v.v.t.
  1. had vastgesteld
  2. had vastgesteld
  3. had vastgesteld
  4. hadden vastgesteld
  5. hadden vastgesteld
  6. hadden vastgesteld
o.t.t.t.
  1. zal vaststellen
  2. zult vaststellen
  3. zal vaststellen
  4. zullen vaststellen
  5. zullen vaststellen
  6. zullen vaststellen
o.v.t.t.
  1. zou vaststellen
  2. zou vaststellen
  3. zou vaststellen
  4. zouden vaststellen
  5. zouden vaststellen
  6. zouden vaststellen
en verder
  1. ben vastgesteld
  2. bent vastgesteld
  3. is vastgesteld
  4. zijn vastgesteld
  5. zijn vastgesteld
  6. zijn vastgesteld
diversen
  1. stel vast!
  2. stelt vast!
  3. vastgesteld
  4. vaststellend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vaststellen [znw.] nom

  1. vaststellen
    vaststellen; bepalen

Alternate Synonyms for "vaststellen":


Related Definitions for "vaststellen":

  1. zeggen hoe het is of wat er gebeurt1
    • de oorzaak van het ongeluk kon niet vastgesteld worden1
  2. zien dat het zo is1
    • hij stelde vast dat ze groene ogen had1

Related Synonyms for vaststellen