Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. stichten:
  2. sticht:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stichten from Dutch to Swedish

stichten:

stichten verbe (sticht, stichtte, stichtten, gesticht)

  1. stichten (oprichten; instellen; invoeren)
    grunda; etablera
    • grunda verbe (grundar, grundade, grundat)
    • etablera verbe (etablerar, etablerade, etablerat)

Conjugations for stichten:

o.t.t.
  1. sticht
  2. sticht
  3. sticht
  4. stichten
  5. stichten
  6. stichten
o.v.t.
  1. stichtte
  2. stichtte
  3. stichtte
  4. stichtten
  5. stichtten
  6. stichtten
v.t.t.
  1. heb gesticht
  2. hebt gesticht
  3. heeft gesticht
  4. hebben gesticht
  5. hebben gesticht
  6. hebben gesticht
v.v.t.
  1. had gesticht
  2. had gesticht
  3. had gesticht
  4. hadden gesticht
  5. hadden gesticht
  6. hadden gesticht
o.t.t.t.
  1. zal stichten
  2. zult stichten
  3. zal stichten
  4. zullen stichten
  5. zullen stichten
  6. zullen stichten
o.v.t.t.
  1. zou stichten
  2. zou stichten
  3. zou stichten
  4. zouden stichten
  5. zouden stichten
  6. zouden stichten
en verder
  1. ben gesticht
  2. bent gesticht
  3. is gesticht
  4. zijn gesticht
  5. zijn gesticht
  6. zijn gesticht
diversen
  1. sticht!
  2. stichtt!
  3. gesticht
  4. stichtend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stichten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
etablera instellen; invoeren; oprichten; stichten funderen; gronden; grondvesten
grunda instellen; invoeren; oprichten; stichten gronden; grondverven; plamuren
- beginnen; oprichten

Related Words for "stichten":


Synonyms for "stichten":


Antonyms for "stichten":


Related Definitions for "stichten":

  1. het laten ontstaan1
    • we gaan een gezin stichten1

Wiktionary Translations for stichten:


Cross Translation:
FromToVia
stichten etablera establish — To form; to set up in business
stichten grunda found — to start organization
stichten etablera sig; etablera etablieren — (transitiv) etwas dauerhaft einrichten, ins Leben rufen
stichten förorsaka; tala causerêtre cause de ; occasionner, provoquer.
stichten föranleda; förorsaka; orsaka déterminerfixer les limites de, délimiter précisément.
stichten grunda; instifta fonderasseoir un bâtiment, un édifice sur des fondements.
stichten föranleda; förorsaka; orsaka procurerfaire obtenir à une personne quelque avantage par son crédit, par ses soins.

stichten form of sticht:

sticht [het ~] nom

  1. het sticht (bisdom)
    biskopsdöme; stift

Translation Matrix for sticht:

NounRelated TranslationsOther Translations
biskopsdöme bisdom; sticht
stift bisdom; sticht haakje; ophanghaakje; tapeind; viltpen

Related Words for "sticht":


Related Translations for stichten