Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. houden voor:
  2. voorhouden:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for houden voor from Dutch to Swedish

houden voor:

houden voor verbe

  1. houden voor (veronderstellen te zijn)
    anta vara
    • anta vara verbe (antar vara, antog vara, antagit vara)

Translation Matrix for houden voor:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anta vara houden voor; veronderstellen te zijn

Wiktionary Translations for houden voor:


Cross Translation:
FromToVia
houden voor erkänna croiretenir pour véritable.

houden voor form of voorhouden:

voorhouden verbe (houd voor, houdt voor, hield voor, hielden voor, voorgehouden)

  1. voorhouden (aanrekenen; beschuldigen; verwijten; )
    förebrå; klandra; vanära
    • förebrå verbe (förebrår, förebrådde, förebrått)
    • klandra verbe (klandrar, klandrade, klandrat)
    • vanära verbe (vanärar, vanärade, vanärat)

Conjugations for voorhouden:

o.t.t.
  1. houd voor
  2. houdt voor
  3. houdt voor
  4. houden voor
  5. houden voor
  6. houden voor
o.v.t.
  1. hield voor
  2. hield voor
  3. hield voor
  4. hielden voor
  5. hielden voor
  6. hielden voor
v.t.t.
  1. heb voorgehouden
  2. hebt voorgehouden
  3. heeft voorgehouden
  4. hebben voorgehouden
  5. hebben voorgehouden
  6. hebben voorgehouden
v.v.t.
  1. had voorgehouden
  2. had voorgehouden
  3. had voorgehouden
  4. hadden voorgehouden
  5. hadden voorgehouden
  6. hadden voorgehouden
o.t.t.t.
  1. zal voorhouden
  2. zult voorhouden
  3. zal voorhouden
  4. zullen voorhouden
  5. zullen voorhouden
  6. zullen voorhouden
o.v.t.t.
  1. zou voorhouden
  2. zou voorhouden
  3. zou voorhouden
  4. zouden voorhouden
  5. zouden voorhouden
  6. zouden voorhouden
en verder
  1. ben voorgehouden
  2. bent voorgehouden
  3. is voorgehouden
  4. zijn voorgehouden
  5. zijn voorgehouden
  6. zijn voorgehouden
diversen
  1. houd voor!
  2. houdt voor!
  3. voorgehouden
  4. voorhoudend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for voorhouden:

NounRelated TranslationsOther Translations
vanära scandaleuze daad; schanddaad; schandelijke daad
VerbRelated TranslationsOther Translations
förebrå aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanrekenen
klandra aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden aanklagen; aanmerken; aanrekenen; berispen; beschuldigen; betichten; hekelen; ten laste leggen; terechtwijzen; vermanen
vanära aanrekenen; aanwrijven; berispen; beschuldigen; blameren; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden dof maken

Related Translations for houden voor