Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. beschonken:
  2. beschenken:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beschonken from Dutch to Swedish

beschonken:


Translation Matrix for beschonken:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat bedwelmd; onder invloed
drucken beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat bedwelmd; onder invloed
drucket beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
full aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken kompleet; plenair; voltallig
fullt aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken afgeladen; opgevuld; verzadigd; vol; volgegeten; volgestopt
halvt berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
lätt berusad aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
lätt berusat aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
onykter aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
onyktert aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken
pirum aangeschoten; beneveld; beschonken; teut; tipsy
på lyset beschonken; bezopen; dronken; ladderzat; zat
påverkat aangeschoten; beneveld; beschonken; dronken

Related Words for "beschonken":


Wiktionary Translations for beschonken:

beschonken
adjective
  1. onder invloed van alcohol

Cross Translation:
FromToVia
beschonken berusad; packad; dragen; drucken; full drunk — intoxicated after drinking too much alcohol
beschonken drucken; full drunken — In the state of alcoholic intoxication
beschonken berusad; drucken; full; rusig ivre — Qui a le cerveau troubler par l’effet des boissons fermenter, par l’alcool, etc.

beschenken:

beschenken verbe (beschenk, beschenkt, beschonk, beschonken, beschonken)

  1. beschenken (begiftigen; bedelen)
    utrusta; förläna; begåva
    • utrusta verbe (utrustar, utrustade, utrustat)
    • förläna verbe (förläner, förlände, förlänt)
    • begåva verbe (begåvar, begåvade, begåvat)

Conjugations for beschenken:

o.t.t.
  1. beschenk
  2. beschenkt
  3. beschenkt
  4. beschenken
  5. beschenken
  6. beschenken
o.v.t.
  1. beschonk
  2. beschonk
  3. beschonk
  4. beschonken
  5. beschonken
  6. beschonken
v.t.t.
  1. heb beschonken
  2. hebt beschonken
  3. heeft beschonken
  4. hebben beschonken
  5. hebben beschonken
  6. hebben beschonken
v.v.t.
  1. had beschonken
  2. had beschonken
  3. had beschonken
  4. hadden beschonken
  5. hadden beschonken
  6. hadden beschonken
o.t.t.t.
  1. zal beschenken
  2. zult beschenken
  3. zal beschenken
  4. zullen beschenken
  5. zullen beschenken
  6. zullen beschenken
o.v.t.t.
  1. zou beschenken
  2. zou beschenken
  3. zou beschenken
  4. zouden beschenken
  5. zouden beschenken
  6. zouden beschenken
diversen
  1. beschenk!
  2. beschenkt!
  3. beschonken
  4. beschenkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beschenken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
begåva bedelen; begiftigen; beschenken
förläna bedelen; begiftigen; beschenken
utrusta bedelen; begiftigen; beschenken gerieven; outilleren; toerusten; uitrusten; zich uitrusten

External Machine Translations:

Related Translations for beschonken