Summary


Dutch

Detailed Translations for zich from Dutch to Swedish

zich:

zich

  1. zich (zichzelf)

Translation Matrix for zich:

OtherRelated TranslationsOther Translations
ensjälv zich; zichzelf

Related Definitions for "zich":

  1. wederkerend1
    • hij wast zich1

Wiktionary Translations for zich:


Cross Translation:
FromToVia
zich lägga sig i butt in — join conversation
zich representera; personifiera epitomize — be an epitome
zich klara sig get along — survive; to do well enough
zich trampa i klaveret ↔ put one's foot in one's mouth — misspeak; say something embarrassing or wrong
zich besluta; resolvera resolve — make a firm decision
zich sig sichReflexivpronomen der dritten Person Singular
zich sig sichReflexivpronomen der dritten Person Plural

tot zich nemen:

tot zich nemen verbe (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)

  1. tot zich nemen (verorberen; consumeren; vreten; )
    förbruka; konsumera
    • förbruka verbe (förbrukar, förbrukade, förbrukat)
    • konsumera verbe (konsumerar, konsumerade, konsumerat)
  2. tot zich nemen (nuttigen; eten; consumeren; )
    få något att äta
    • få något att äta verbe (får något att äta, fick något att äta, fått något att äta)

Conjugations for tot zich nemen:

o.t.t.
  1. neem mij tot zich
  2. neemt je tot zich
  3. neemt zich tot zich
  4. nemen ons tot zich
  5. nemen ons tot zich
  6. nemen ons tot zich
o.v.t.
  1. me
  2. je
  3. zich
  4. ons
  5. je
  6. zich
v.t.t.
  1. ben mij tot zich genomen
  2. bent je tot zich genomen
  3. is zich tot zich genomen
  4. zijn ons tot zich genomen
  5. zijn je tot zich genomen
  6. zijn zich tot zich genomen
v.v.t.
  1. was mij tot zich genomen
  2. was je tot zich genomen
  3. was zich tot zich genomen
  4. waren ons tot zich genomen
  5. waren je tot zich genomen
  6. waren zich tot zich genomen
o.t.t.t.
  1. zal mij zich nemen
  2. zult je zich nemen
  3. zal zich zich nemen
  4. zullen ons zich nemen
  5. zullen je zich nemen
  6. zullen zich zich nemen
o.v.t.t.
  1. zou mij zich nemen
  2. zou je zich nemen
  3. zou zich zich nemen
  4. zouden ons zich nemen
  5. zouden je zich nemen
  6. zouden zich zich nemen
diversen
  1. neem je tot zich!
  2. neemt u tot zich!
  3. tot zich genomen
  4. tot zich nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tot zich nemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
få något att äta consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
förbruka bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen doorjagen; opmaken; verbruiken; verdoen; verspillen; wegslijten
konsumera bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; gebruiken; opeten; opvreten; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verteren; vreten

Related Translations for zich