Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. duizelig worden:


Dutch

Detailed Translations for duizelig worden from Dutch to Swedish

duizelig worden:

duizelig worden verbe (word duizelig, wordt duizelig, werd duizelig, werden duizelig, duizelig geworden)

  1. duizelig worden
    svindla
    • svindla verbe (svindlar, svindlade, svindlat)

Conjugations for duizelig worden:

o.t.t.
  1. word duizelig
  2. wordt duizelig
  3. wordt duizelig
  4. worden duizelig
  5. worden duizelig
  6. worden duizelig
o.v.t.
  1. werd duizelig
  2. werd duizelig
  3. werd duizelig
  4. werden duizelig
  5. werden duizelig
  6. werden duizelig
v.t.t.
  1. ben duizelig geworden
  2. bent duizelig geworden
  3. is duizelig geworden
  4. zijn duizelig geworden
  5. zijn duizelig geworden
  6. zijn duizelig geworden
v.v.t.
  1. was duizelig geworden
  2. was duizelig geworden
  3. was duizelig geworden
  4. waren duizelig geworden
  5. waren duizelig geworden
  6. waren duizelig geworden
o.t.t.t.
  1. zal duizelig worden
  2. zult duizelig worden
  3. zal duizelig worden
  4. zullen duizelig worden
  5. zullen duizelig worden
  6. zullen duizelig worden
o.v.t.t.
  1. zou duizelig worden
  2. zou duizelig worden
  3. zou duizelig worden
  4. zouden duizelig worden
  5. zouden duizelig worden
  6. zouden duizelig worden
diversen
  1. word duizelig!
  2. wordt duizelig!
  3. duizelig geworden
  4. duizelig wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for duizelig worden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
svindla duizelig worden afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; misleiden; neppen; oplichten; verneuken; zwendelen

Related Translations for duizelig worden