Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. keutel:
  2. keutelen:


Dutch

Detailed Translations for keutel from Dutch to Swedish

keutel:

keutel [de ~ (m)] nom

  1. de keutel (stuk poep; uitwerpsel; hoop; drol)
    skit; skitkorv

Translation Matrix for keutel:

NounRelated TranslationsOther Translations
skit drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; bezinksel; dik; drab; drek; droesem; excrementen; fecaliën; feces; galbak; grondsop; kak; mest; moer; poep; schijt; stront; uitscheiding; uitwerpselen; zetsel
skitkorv drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel
ModifierRelated TranslationsOther Translations
skit bliksems; shit; verdraaid; verduiveld

Related Words for "keutel":

  • keutelen, keutels, keuteltje, keuteltjes

keutelen:

keutelen verbe (keutel, keutelt, keutelde, keutelden, gekeuteld)

  1. keutelen
    pilla; knåpa; plottra
    • pilla verbe (pillar, pillade, pillat)
    • knåpa verbe (knåpar, knåpade, knåpat)
    • plottra verbe (plottrar, plottrade, plottrat)

Conjugations for keutelen:

o.t.t.
  1. keutel
  2. keutelt
  3. keutelt
  4. keutelen
  5. keutelen
  6. keutelen
o.v.t.
  1. keutelde
  2. keutelde
  3. keutelde
  4. keutelden
  5. keutelden
  6. keutelden
v.t.t.
  1. heb gekeuteld
  2. hebt gekeuteld
  3. heeft gekeuteld
  4. hebben gekeuteld
  5. hebben gekeuteld
  6. hebben gekeuteld
v.v.t.
  1. had gekeuteld
  2. had gekeuteld
  3. had gekeuteld
  4. hadden gekeuteld
  5. hadden gekeuteld
  6. hadden gekeuteld
o.t.t.t.
  1. zal keutelen
  2. zult keutelen
  3. zal keutelen
  4. zullen keutelen
  5. zullen keutelen
  6. zullen keutelen
o.v.t.t.
  1. zou keutelen
  2. zou keutelen
  3. zou keutelen
  4. zouden keutelen
  5. zouden keutelen
  6. zouden keutelen
en verder
  1. is gekeuteld
diversen
  1. keutel!
  2. keutelt!
  3. gekeuteld
  4. keutelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for keutelen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
knåpa keutelen aanmodderen; aanrommelen; aanrotzooien; fröbelen; knoeien; knutselen; prutsen; rommelen; rotzooien; scharrelen; sleutelen; verprutsen
pilla keutelen
plottra keutelen fröbelen; knutselen; modderen; prutsen

Related Words for "keutelen":