Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. loon:
  2. lonen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for loon from Dutch to Swedish

loon:

loon [het ~] nom

  1. het loon (salaris; honorarium; bezoldiging; )
    lön; inkomst; betalning; avlöning
  2. het loon (salaris; bezoldiging; gage; inkomen)
    lön; avlöning
  3. het loon (salaris; inkomen uit onderneming; inkomen)
    lön; inkomst; betalning
  4. het loon (beloning; vergoeding)
    belöning
  5. het loon (arbeidsinkomen; salaris; inkomen)
  6. het loon
    lön

Translation Matrix for loon:

NounRelated TranslationsOther Translations
avlöning arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde
belöning beloning; loon; vergoeding
betalning arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde afrekening; afrekening in het criminele circuit; betalen; betaling; dokken; genoegdoening; nettolading; soldij; uitbetaling; voldoen; volstorten; volstorting; wedde
frukten av ens arbete arbeidsinkomen; inkomen; loon; salaris
inkomst arbeidsinkomen; arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde inkomen; inkomsten; ontvangsten; verdiensten
lön arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde betaling; kostenvergoeding; salariëring; vergelding; vergoeding
- salaris; verdienste

Related Words for "loon":

  • lonen, loontje, loontjes

Synonyms for "loon":


Related Definitions for "loon":

  1. geld dat je krijgt voor werk1
    • aan het eind van de maand krijg ik mijn loon1

Wiktionary Translations for loon:


Cross Translation:
FromToVia
loon lön LohnVergütung für eine geleistete Arbeit der Arbeiter
loon belöning reward — something of value given in return for an act
loon lön salary — fixed amount of money paid on monthly or annual basis
loon lön wage — money paid to a worker
loon arvode; avlöning; lön; sold salairerémunération pour un travail.

lonen:

lonen verbe (loon, loont, loonde, loonden, geloond)

  1. lonen
    betala
    • betala verbe (betalar, betalade, betalat)

Conjugations for lonen:

o.t.t.
  1. loon
  2. loont
  3. loont
  4. lonen
  5. lonen
  6. lonen
o.v.t.
  1. loonde
  2. loonde
  3. loonde
  4. loonden
  5. loonden
  6. loonden
v.t.t.
  1. heb geloond
  2. hebt geloond
  3. heeft geloond
  4. hebben geloond
  5. hebben geloond
  6. hebben geloond
v.v.t.
  1. had geloond
  2. had geloond
  3. had geloond
  4. hadden geloond
  5. hadden geloond
  6. hadden geloond
o.t.t.t.
  1. zal lonen
  2. zult lonen
  3. zal lonen
  4. zullen lonen
  5. zullen lonen
  6. zullen lonen
o.v.t.t.
  1. zou lonen
  2. zou lonen
  3. zou lonen
  4. zouden lonen
  5. zouden lonen
  6. zouden lonen
diversen
  1. loon!
  2. loont!
  3. geloond
  4. lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for lonen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
betala lonen afrekenen; bekopen; bekostigen; besteden; betalen; dokken; spenderen; uitgeven; voldoen; zich kwijten

Related Words for "lonen":


Wiktionary Translations for lonen:


Cross Translation:
FromToVia
lonen betala; löna pay — to be profitable
lonen belöna récompenserdonner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action.
lonen gälla valoir — Être d’un certain prix, avoir un certain mérite (sens général)