Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. meelokken:


Dutch

Detailed Translations for meelokken from Dutch to Swedish

meelokken:

meelokken verbe (lok mee, lokt mee, lokte mee, lokten mee, meegelokt)

  1. meelokken (aanlokken; verleiden; lokken; )
    lura; förleda; locka; narra
    • lura verbe (lurar, lurade, lurat)
    • förleda verbe (förleder, förledde, förlett)
    • locka verbe (lockar, lockade, lockat)
    • narra verbe (narrar, narrade, narrat)

Conjugations for meelokken:

o.t.t.
  1. lok mee
  2. lokt mee
  3. lokt mee
  4. lokken mee
  5. lokken mee
  6. lokken mee
o.v.t.
  1. lokte mee
  2. lokte mee
  3. lokte mee
  4. lokten mee
  5. lokten mee
  6. lokten mee
v.t.t.
  1. heb meegelokt
  2. hebt meegelokt
  3. heeft meegelokt
  4. hebben meegelokt
  5. hebben meegelokt
  6. hebben meegelokt
v.v.t.
  1. had meegelokt
  2. had meegelokt
  3. had meegelokt
  4. hadden meegelokt
  5. hadden meegelokt
  6. hadden meegelokt
o.t.t.t.
  1. zal meelokken
  2. zult meelokken
  3. zal meelokken
  4. zullen meelokken
  5. zullen meelokken
  6. zullen meelokken
o.v.t.t.
  1. zou meelokken
  2. zou meelokken
  3. zou meelokken
  4. zouden meelokken
  5. zouden meelokken
  6. zouden meelokken
en verder
  1. ben meegelokt
  2. bent meegelokt
  3. is meegelokt
  4. zijn meegelokt
  5. zijn meegelokt
  6. zijn meegelokt
diversen
  1. lok mee!
  2. lokt mee!
  3. meegelokt
  4. meelokkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meelokken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
förleda aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken begoochelen; dichtbijlokken; lokken; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; tevoorschijn lokken; voorspiegelen
locka aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; dichtbijlokken; gunst winnen; in de krul zetten; induceren; kietelen; kittelen; krullen; lokken; opfokken; ophitsen; opjutten; opruien; opstoken; poken; tevoorschijn lokken; verleiden
lura aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken afzetten; bedonderen; bedotten; bedriegen; beduvelen; beetnemen; belazeren; besodemieteren; bezwendelen; dichtbijlokken; foppen; frauderen; lokken; misleiden; neppen; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; tevoorschijn lokken; tillen; verneuken; voorspiegelen; zwendelen
narra aanlokken; lokken; meelokken; verleiden; verlokken; voortlokken; weglokken afzetten; bedotten; neppen; tillen; voorspiegelen