Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. neuzen:


Dutch

Detailed Translations for neust from Dutch to Swedish

neuzen:

neuzen verbe (neus, neust, neusde, neusden, geneusd)

  1. neuzen (speuren)
    ströva omkring
    • ströva omkring verbe (strövar omkring, strövade omkring, strövat omkring)

Conjugations for neuzen:

o.t.t.
  1. neus
  2. neust
  3. neust
  4. neuzen
  5. neuzen
  6. nneuzen
o.v.t.
  1. neusde
  2. neusde
  3. neusde
  4. neusden
  5. neusden
  6. neusden
v.t.t.
  1. heb geneusd
  2. hebt geneusd
  3. heeft geneusd
  4. hebben geneusd
  5. hebben geneusd
  6. hebben geneusd
v.v.t.
  1. had geneusd
  2. had geneusd
  3. had geneusd
  4. hadden geneusd
  5. hadden geneusd
  6. hadden geneusd
o.t.t.t.
  1. zal neuzen
  2. zult neuzen
  3. zal neuzen
  4. zullen neuzen
  5. zullen neuzen
  6. zullen neuzen
o.v.t.t.
  1. zou neuzen
  2. zou neuzen
  3. zou neuzen
  4. zouden neuzen
  5. zouden neuzen
  6. zouden neuzen
diversen
  1. neus!
  2. neust!
  3. geneusd
  4. neuzend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for neuzen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ströva omkring neuzen; speuren dolen; ronddolen; ronddwalen; rondlopen; rondslenteren; rondwandelen; rondzwerven; waren; zwalken

Related Words for "neuzen":


External Machine Translations: