Swedish

Detailed Translations for avliden from Swedish to Dutch

avliden:


Synonyms for "avliden":


Wiktionary Translations for avliden:


Cross Translation:
FromToVia
avliden overleden deceased — no longer alive
avliden overledene deceased — dead person

avlida:

avlida verbe (avlider, avled, avlidit)

  1. avlida (; gå bort; bli dödad)
    overlijden; sterven; vallen; doodgaan; bezwijken; omkomen; sneuvelen; heengaan; wegvallen; inslapen
    • overlijden verbe (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
    • sterven verbe (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
    • vallen verbe (val, valt, viel, vielen, gevallen)
    • doodgaan verbe (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • bezwijken verbe (bezwijk, bezwijkt, bezweek, bezweken, bezweken)
    • omkomen verbe (kom om, komt om, kwam om, kwamen om, omgekomen)
    • sneuvelen verbe (sneuvel, sneuvelt, sneuvelde, sneuvelden, gesneuveld)
    • heengaan verbe (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • wegvallen verbe (val weg, valt weg, viel weg, vielen weg, weggevallen)
    • inslapen verbe (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)
  2. avlida (; omkomma)
    verrekken; creperen; zieltogen
    • verrekken verbe (verrek, verrekt, verrekte, verrekten, verrekt)
    • creperen verbe (crepeer, crepeert, crepeerde, crepeerden, gecrepeerd)
    • zieltogen verbe (zieltoog, zieltoogt, zieltoogde, zieltoogden, gezieltoogd)
  3. avlida (; omkomma)
    versterven
    • versterven verbe (versterf, versterft, verstierf, verstierven, verstorven)
  4. avlida (; gå bort)
    overlijden; sterven
    – doodgaan 1
    • overlijden verbe (overlijd, overlijdt, overleed, overleden, overleden)
      • zijn vader is vorig jaar overleden1
    • sterven verbe (sterf, sterft, stierf, stierven, gestorven)
      • het konijn van Sandra is gestorven1
    doodgaan; heengaan; inslapen; ontslapen; verscheiden
    • doodgaan verbe (ga dood, gaat dood, ging dood, gingen dood, doodgegaan)
    • heengaan verbe (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • inslapen verbe (slaap in, slaapt in, sliep in, sliepen in, ingeslapen)
    • ontslapen verbe (ontslaap, ontslaapt, ontsliep, ontsliepen, ontslapen)
    • verscheiden verbe (verscheid, verscheidt, verscheidde, verscheidden, verscheiden)

Conjugations for avlida:

presens
  1. avlider
  2. avlider
  3. avlider
  4. avlider
  5. avlider
  6. avlider
imperfekt
  1. avled
  2. avled
  3. avled
  4. avled
  5. avled
  6. avled
framtid 1
  1. kommer att avlida
  2. kommer att avlida
  3. kommer att avlida
  4. kommer att avlida
  5. kommer att avlida
  6. kommer att avlida
framtid 2
  1. skall avlida
  2. skall avlida
  3. skall avlida
  4. skall avlida
  5. skall avlida
  6. skall avlida
conditional
  1. skulle avlida
  2. skulle avlida
  3. skulle avlida
  4. skulle avlida
  5. skulle avlida
  6. skulle avlida
perfekt particip
  1. har avlidit
  2. har avlidit
  3. har avlidit
  4. har avlidit
  5. har avlidit
  6. har avlidit
imperfekt particip
  1. hade avlidit
  2. hade avlidit
  3. hade avlidit
  4. hade avlidit
  5. hade avlidit
  6. hade avlidit
blandad
  1. avlid!
  2. avlid!
  3. avliden
  4. avlidande
1. jag, 2. du/ni, 3. han/hon/den/det, 4. vi, 5. ni, 6. de

Translation Matrix for avlida:

NounRelated TranslationsOther Translations
bezwijken eftergivande
creperen
heengaan lämna; åka bort
overlijden döden
vallen ramla; störta
verscheiden döden
wegvallen falla ut
VerbRelated TranslationsOther Translations
bezwijken avlida; bli dödad; ; gå bort avta; bryta ihop; byrta ned; falla ihop; gå utför; ha ett sammanbrott; kollapsa; vara i avtagande
creperen avlida; ; omkomma
doodgaan avlida; bli dödad; ; gå bort ; gå hädan; ta ner skylten
heengaan avlida; bli dödad; ; gå bort avgå ifrån; avresa; bryta upp; gå bort; lämna
inslapen avlida; bli dödad; ; gå bort
omkomen avlida; bli dödad; ; gå bort ; gå hädan; ta ner skylten
ontslapen avlida; ; gå bort
overlijden avlida; bli dödad; ; gå bort ; gå hädan; ta ner skylten
sneuvelen avlida; bli dödad; ; gå bort bli defekt; bli dödad under krig; bli trasig; gå sönder
sterven avlida; bli dödad; ; gå bort ; dö ut; gå hädan; ta ner skylten
vallen avlida; bli dödad; ; gå bort falla; falla ihop; falla ner; framfalla; kollapsa; prolapsa; ramla; stupa; ta en störtflygning; tumla
verrekken avlida; ; omkomma svälta
verscheiden avlida; ; gå bort
versterven avlida; ; omkomma
wegvallen avlida; bli dödad; ; gå bort
zieltogen avlida; ; omkomma
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
verscheiden flera
ModifierRelated TranslationsOther Translations
wegvallen bli osams

Synonyms for "avlida":


Wiktionary Translations for avlida:

avlida
verb
  1. overgaan van levende toestand naar dode toestand

Cross Translation:
FromToVia
avlida heengaan depart — to die
avlida doodgaan; overlijden; sterven die — to stop living
avlida doodgaan; overlijden; sterven; verscheiden; versmachten; aftrekken; vergaan décéder — admin|fr mourir, parler des personnes.
avlida doodgaan; overlijden; sterven; verscheiden mourir — Cesser de vivre.