Home ->Dictionaries ->Swedish/Dutch ->Search: inreda

Swedish and Dutch Search Results for: inreda

Summary

Swedish to Dutch: more detail...

inreda:
- Wiktionary:
  inreda → meubileren, meubelen, bemeubelen, aanrichten, arrangeren, ordenen, regelen, aanleggen, bouwen, construeren, fitten, installeren, maken, aanmaken, bedrijven, doen, uitbrengen, uitrichten, uitvoeren, stemmen, beschikken over, disponeren, poseren, zitten, leggen, steken, plaatsen, stellen, stoppen, zetten, situeren, stationeren, reglementeren, reguleren, vereffenen, inrichten, ruimen, opruimen, schikken, terechtbrengen, de weg wijzen, leiden, geleiden, rondleiden
- Synonyms for "inreda":
  möblera

Swedish

Detailed Translations for inreda from Swedish to Dutch

Spelling Suggestions for: inreda

inleda; inrama; inropa; insida; i oreda; indela; inre; inramat; inramar; inkoka

inreda:

Synonyms for "inreda":

möblera

Wiktionary Translations for inreda:

Cross Translation:

From	To	Via
• inreda	→ meubileren; meubelen; bemeubelen	↔ furnish — to provide with furniture
• inreda	→ aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen	↔ arranger — arranger (transitive) (fr)
• inreda	→ aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; doen; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren	↔ construire — bâtir, élever, avec de la pierre, du bois, du métal, etc., d’après un plan déterminé.
• inreda	→ stemmen; beschikken over; disponeren; aanrichten; arrangeren; ordenen; regelen	↔ disposer — arranger, mettre dans l’ordre le plus convenable.
• inreda	→ aanleggen; fitten; installeren	↔ installer — Mettre solennellement en possession d’une place, d’un emploi, d’une dignité.
• inreda	→ poseren; zitten; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; situeren; stationeren; aanleggen; bouwen; construeren; fitten; installeren; maken; aanmaken; bedrijven; uitbrengen; uitrichten; uitvoeren	↔ poser — placer, mettre sur quelque chose.
• inreda	→ stemmen; regelen; reglementeren; reguleren; vereffenen; inrichten; ruimen; opruimen; schikken; terechtbrengen; de weg wijzen; leiden; geleiden; rondleiden	↔ régler — tirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf\|papier réglé.

External Machine Translations:

Dutch

Suggestions for inreda in Dutch

Spelling Suggestions for: inreda

inreden; inreed; inroept; inroep; inrit; inrijdt; inroest; inruil; inrukt; inruk

External Machine Translations: