Dutch

Detailed Translations for noodzaak from Dutch to German

noodzaak:

noodzaak [de ~] nom

  1. de noodzaak (elementaire zaak)
    die Notsache; die elementare Sache

Translation Matrix for noodzaak:

NounRelated TranslationsOther Translations
Notsache elementaire zaak; noodzaak
elementare Sache elementaire zaak; noodzaak

Related Words for "noodzaak":


Wiktionary Translations for noodzaak:

noodzaak
noun
  1. iets moeten hebben voor vaak praktische of medische redenen
noodzaak
noun
  1. eine unvermeidliche Handlung oder Unterlassung, Entscheidung beziehungsweise Gegenstand

Cross Translation:
FromToVia
noodzaak Notwendigkeit nécessitécaractère de ce qui est absolument obligatoire, indispensable, de ce dont on ne peut se passer.

noodzaak form of noodzaken:

noodzaken verbe (noodzaak, noodzaakt, noodzaakte, noodzaakten, genoodzaakt)

  1. noodzaken (door iets genoodzaakt worden; nopen)
    nötigen; durch etwas genötigt werden; zwingen; erpressen

Conjugations for noodzaken:

o.t.t.
  1. noodzaak
  2. noodzaakt
  3. noodzaakt
  4. noodzaken
  5. noodzaken
  6. noodzaken
o.v.t.
  1. noodzaakte
  2. noodzaakte
  3. noodzaakte
  4. noodzaakten
  5. noodzaakten
  6. noodzaakten
v.t.t.
  1. ben genoodzaakt
  2. bent genoodzaakt
  3. is genoodzaakt
  4. zijn genoodzaakt
  5. zijn genoodzaakt
  6. zijn genoodzaakt
v.v.t.
  1. was genoodzaakt
  2. was genoodzaakt
  3. was genoodzaakt
  4. waren genoodzaakt
  5. waren genoodzaakt
  6. waren genoodzaakt
o.t.t.t.
  1. zal noodzaken
  2. zult noodzaken
  3. zal noodzaken
  4. zullen noodzaken
  5. zullen noodzaken
  6. zullen noodzaken
o.v.t.t.
  1. zou noodzaken
  2. zou noodzaken
  3. zou noodzaken
  4. zouden noodzaken
  5. zouden noodzaken
  6. zouden noodzaken
diversen
  1. noodzaak!
  2. noodzaakt!
  3. genoodzaakt
  4. noodzakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for noodzaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
durch etwas genötigt werden door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen
erpressen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen afdwingen; afpersen; binden; chanteren; dwingen; forceren; intimideren; knevelen; knopen; onder druk zetten; strikken; vastbinden; vastmaken
nötigen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen; influisteren; ingeven; souffleren
zwingen door iets genoodzaakt worden; noodzaken; nopen dwingen; dwingen te doen

Related Words for "noodzaken":


Wiktionary Translations for noodzaken:


Cross Translation:
FromToVia
noodzaken aufdrängen; aufnötigen; dringen; aufdringen; antun; anziehen; auflegen; anlegen; zwingen; anmuten; andrehen imposer — Traductions à trier suivant le sens