Summary
Dutch to English:   more detail...
  1. luid:
  2. luiden:
  3. Wiktionary:
English to Dutch:   more detail...
  1. luid:
    The word luid exists in our database, but we currently do not have a translation from English to Dutch.


Dutch

Detailed Translations for luid from Dutch to English

luid:


Translation Matrix for luid:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
blatant hard; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidruchtig; rumoerig gewoonweg; klinkklaar; opzichtig; protserig; puur; regelrecht; ronduit; schreeuwerig
boisterous lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
clamorous lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst
noisy lawaaierig; luid; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst gehorig; joelend; roezemoezig; schreeuwend
showy hard; luid; luid klinkend opzichtig; protserig; schreeuwerig; spectaculair
- hard
AdverbRelated TranslationsOther Translations
aloud hard; hardop; luid; luid klinkend; luidkeels; uit volle borst
loudly hard; luid; luid klinkend; luidkeels; uit volle borst
lustily hard; luid; luid klinkend
openly hard; luid; luid klinkend cru; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
out loud hard; hardop; luid; luidkeels; uit volle borst
ModifierRelated TranslationsOther Translations
at the top of one's voice hard; luid; luid klinkend
loud hard; lawaaierig; luid; luid klinkend; luidkeels; luidruchtig; rumoerig; uit volle borst joelend; keihard; oorverdovend; opschepperig; protsend; protserig; schreeuwend; schreeuwerig

Related Words for "luid":

  • luidheid, luider, luidere, luidst, luidste

Synonyms for "luid":


Antonyms for "luid":


Related Definitions for "luid":

  1. krachtig, overduidelijk te horen1
    • met luide stem riep hij ons1

Wiktionary Translations for luid:

luid
adjective
  1. veel lawaai producerend
luid
adjective
  1. of a sound

Cross Translation:
FromToVia
luid loud laut — von Ton und Stimmen : stark, intensiv
luid loud; lofty; high haut — Qui élever. — note Par opposition à bas et à petit, en parlant d’un objet considérer par rapport à tous les autres objets du même genre, ou seulement par comparaison à un ou à plusieurs autres.
luid aural; sonorous; resonant; sonic; loud sonore — Qui rendre un son.

luiden:

luiden verbe (luid, luidt, luidde, luidden, geluid)

  1. luiden (beieren)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    to sound; to ring
    • sound verbe (sounds, sounded, sounding)
    • ring verbe (rings, rang, ringing)
    to chime
    – emit a sound 2
    • chime verbe (chimes, chimed, chiming)
      • bells and gongs chimed2
  2. luiden (klank voortbrengen; klinken)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    to sound; give a sound
  3. luiden (bonzen)
    to bump against; to call; to tinkle; to ring; brush against
    • bump against verbe (bumps against, bumped against, bumping against)
    • call verbe (calls, called, calling)
    • tinkle verbe (tinkles, tinkled, tinkling)
    • ring verbe (rings, rang, ringing)
  4. luiden (klokluiden)
    – een helder klinkend geluid laten horen 1
    to toll
    – ring slowly 2
    • toll verbe (tolls, tolled, tolling)
      • For whom the bell tolls2
    to sound
    • sound verbe (sounds, sounded, sounding)

Conjugations for luiden:

o.t.t.
  1. luid
  2. luidt
  3. luidt
  4. luiden
  5. luiden
  6. luiden
o.v.t.
  1. luidde
  2. luidde
  3. luidde
  4. luidden
  5. luidden
  6. luidden
v.t.t.
  1. heb geluid
  2. hebt geluid
  3. heeft geluid
  4. hebben geluid
  5. hebben geluid
  6. hebben geluid
v.v.t.
  1. had geluid
  2. had geluid
  3. had geluid
  4. hadden geluid
  5. hadden geluid
  6. hadden geluid
o.t.t.t.
  1. zal luiden
  2. zult luiden
  3. zal luiden
  4. zullen luiden
  5. zullen luiden
  6. zullen luiden
o.v.t.t.
  1. zou luiden
  2. zou luiden
  3. zou luiden
  4. zouden luiden
  5. zouden luiden
  6. zouden luiden
diversen
  1. luid!
  2. luidt!
  3. geluid
  4. luidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for luiden:

NounRelated TranslationsOther Translations
call aanroepen; bellen; belletje; convocatie; geluidssein; geluidssignaal; lokroep; loktoon; opbellen; oproep; oproeping; praaien; telefonisch bericht; telefoontje
ring aaneenschakeling; belletje; cirkel; cirkelvorm; keten; ketting; kring; kringel; kringvormig; overgaan; piste; ring; rondje; snoer; soort sieraad; telefonisch bericht; telefoontje; wielerbaan
sound geluid; intonatie; klank; klankgeluid; klankkleur; klanktint; rumoer; timbre; toon; zeestraat; zeeëngte
tinkle tengel; tingel
toll tol; tolgeld
VerbRelated TranslationsOther Translations
brush against bonzen; luiden
bump against bonzen; luiden
call bonzen; luiden aanbellen; aanroepen; afkondigen; bellen; benoemen; bestempelen; betitelen; bijeenroepen; convoceren; decreteren; een naam geven; erbij halen; erbij roepen; iemand opbellen; noemen; opbellen; ordonneren; praaien; roepen; samenroepen; telefoontje plegen; vernoemen; verordenen; verordineren
chime beieren; luiden
give a sound klank voortbrengen; klinken; luiden
ring beieren; bonzen; luiden aanbellen; bellen; door de telefoon praten; iemand opbellen; kringen vormen; opbellen; overgaan; telefoneren; telefoontje plegen
sound beieren; klank voortbrengen; klinken; klokluiden; luiden bellen; doorklinken; echoën; galmen; iemand opbellen; met sonde onderzoeken; opbellen; resoneren; schallen; sonderen; telefoontje plegen; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen
tinkle bonzen; luiden klingelen; rinkelen; tingelen; tinkelen
toll klokluiden; luiden
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
sound aannemelijk; betrouwbaar; degelijk; degelijke; deugdelijk; doortimmerd; gedegen; gefundeerd; gegrond; kredietwaardig; logisch; op goede gronden steunend; solide; solvabel; solvent; steekhoudend; van goede hoedanigheid
toll niet-gratis

Related Definitions for "luiden":

  1. een helder klinkend geluid laten horen1
    • de klok luidt1
  2. zijn of klinken1
    • zijn antwoord luidt positief1

Wiktionary Translations for luiden:

luiden
verb
  1. doen klinken, gewoonlijk van een bel
luiden
verb
  1. to make produce sound
  2. of something spoken or written, to appear to be, to seem, to sound
  3. to pronounce
  4. to make the noise of a bell

Cross Translation:
FromToVia
luiden ring anläuten — (transitiv) veraltet: etwas durch Läuten (einer Glocke) bekannt geben, signalisieren
luiden ring; a; bell anläuten — (transitiv) veraltet: eine Glocke läuten
luiden ring anläuten — (intransitiv) veraltet: an etwas läuten
luiden ring anläuten — (transitiv) Sport: durch Läuten seinen Anfang nehmen/starten lassen
luiden conceive concevoir — Exprimer en certains termes.
luiden give a ring; ring the bell; toll; peal; ring; clang; sound; strike; resound sonnerrendre un son.
luiden buzz; jingle; tinkle; chime; clank; clink; peal; ring; clang; sound; toll tinterfaire sonner lentement une cloche, en sorte que le battant ne frapper que d’un côté.

Related Translations for luid



English

Detailed Translations for luid from English to Dutch

LUID:


Translation Matrix for LUID:

NounRelated TranslationsOther Translations
- locally-unique identifier

Related Definitions for "LUID":

  1. A 64-bit value that is guaranteed to be unique on the operating system that generated it until the system is restarted.3