Dutch

Detailed Translations for afrekening from Dutch to Spanish

afrekening:

afrekening [de ~ (v)] nom

  1. de afrekening
    la cuenta; la justificación
  2. de afrekening (afrekening in het criminele circuit)
  3. de afrekening (afrekenen; verrekening; vereffening)
    la liquidación de cuentas; la disposición; el arreglo; el saldo
  4. de afrekening (verrekening; vereffening)
    el pagar de suplemento; el enjugar

Translation Matrix for afrekening:

NounRelated TranslationsOther Translations
ajuste de cuentas afrekening; afrekening in het criminele circuit
arreglo afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening aanpassing; afspraak; akkoord; arrangement; bijstelling; compenseren; goedmaken; herbouwing; herstel; herstelling; herstelwerk; overeenkomst; regelgeving; regeling; regularisatie; reparatie; restauratie; restitueren; schikking; vereffening; vergelijk; vergoeden
cuenta afrekening Windows Live-account; account; bankrekening; factuur; nota; rekening; rekenschap; tel; tellen; telling; zakelijke account
disposición afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening afgifte; afspraak; akkoord; bezorging; geleverde; gemoedsgesteldheid; gereedheid; gezindheid; hiërarchie; indeling; instelling; leverantie; levering; opzet; overeenkomst; overtuiging; paraatheid; plan; psychische toestand; rang; rangorde; regeling; schikking; stemming; tendentie; vaststaande mening; volgorde; voornemen
enjugar afrekening; vereffening; verrekening
justificación afrekening; afrekening in het criminele circuit deugdelijkheid van argumentatie; excuus; gegrondheid; geldigheid; gerechtigdheid; justificatie; legitimiteit; pardon; rechtvaardiging; reden; rekenschap; verantwoording; verdedigbaarheid; verontschuldiging; verschoning; wettigheid
liquidación de cuentas afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening
pagar de suplemento afrekening; vereffening; verrekening
saldo afrekenen; afrekening; vereffening; verrekening agio; exces; overschot; rekeningsaldo; rest; saldo; surplus; teveel
VerbRelated TranslationsOther Translations
enjugar aanrekenen; aanwrijven; afdrogen; afspoelen; berispen; beschuldigen; blameren; drogen; droogmaken; gispen; laken; nadragen; verwijten; voor de voeten gooien; voorhouden

Wiktionary Translations for afrekening:

afrekening
noun
  1. een moord in het criminele circuit

Related Translations for afrekening