Dutch

Detailed Translations for huilen from Dutch to French

huilen:

huilen verbe (huil, huilt, huilde, huilden, gehuild)

  1. huilen (schreien)
    pleurer; verser des larmes; gémir; geindre; larmoyer; chialer; pleurnicher; piailler; glapir; pleurer misère
    • pleurer verbe (pleure, pleures, pleurons, pleurez, )
    • gémir verbe (gémis, gémit, gémissons, gémissez, )
    • geindre verbe (geins, geint, geignons, geignez, )
    • larmoyer verbe (larmoie, larmoies, larmoyons, larmoyez, )
    • chialer verbe (chiale, chiales, chialons, chialez, )
    • pleurnicher verbe (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )
    • piailler verbe (piaille, piailles, piaillons, piaillez, )
    • glapir verbe (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )
  2. huilen (brullen; krijsen; janken)
    pleurer; crier; hurler; pleurnicher; criailler; brailler; geindre; glapir; chialer; mugir; pousser de cris aigus; pousser des cris perçants; rugir; beugler; feuler
    • pleurer verbe (pleure, pleures, pleurons, pleurez, )
    • crier verbe (crie, cries, crions, criez, )
    • hurler verbe (hurle, hurles, hurlons, hurlez, )
    • pleurnicher verbe (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )
    • criailler verbe (criaille, criailles, criaillons, criaillez, )
    • brailler verbe (braille, brailles, braillons, braillez, )
    • geindre verbe (geins, geint, geignons, geignez, )
    • glapir verbe (glapis, glapit, glapissons, glapissez, )
    • chialer verbe (chiale, chiales, chialons, chialez, )
    • mugir verbe (mugis, mugit, mugissons, mugissez, )
    • rugir verbe (rugis, rugit, rugissons, rugissez, )
    • beugler verbe (beugle, beugles, beuglons, beuglez, )
    • feuler verbe (feule, feules, feulons, feulez, )
  3. huilen (wenen; janken)
    pleurer; répandre des larmes; larmoyer; verser des pleurs; gémir; pleurnicher
    • pleurer verbe (pleure, pleures, pleurons, pleurez, )
    • larmoyer verbe (larmoie, larmoies, larmoyons, larmoyez, )
    • gémir verbe (gémis, gémit, gémissons, gémissez, )
    • pleurnicher verbe (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )
  4. huilen (grienen; snotteren; snikken; janken)
    sangloter; pleurnicher; larmoyer
    • sangloter verbe (sanglote, sanglotes, sanglotons, sanglotez, )
    • pleurnicher verbe (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )
    • larmoyer verbe (larmoie, larmoies, larmoyons, larmoyez, )
  5. huilen (tranen afscheiden; tranen)
    pleurer; larmoyer; pleurnicher
    • pleurer verbe (pleure, pleures, pleurons, pleurez, )
    • larmoyer verbe (larmoie, larmoies, larmoyons, larmoyez, )
    • pleurnicher verbe (pleurniche, pleurniches, pleurnichons, pleurnichez, )

Conjugations for huilen:

o.t.t.
  1. huil
  2. huilt
  3. huilt
  4. huilen
  5. huilen
  6. huilen
o.v.t.
  1. huilde
  2. huilde
  3. huilde
  4. huilden
  5. huilden
  6. huilden
v.t.t.
  1. heb gehuild
  2. hebt gehuild
  3. heeft gehuild
  4. hebben gehuild
  5. hebben gehuild
  6. hebben gehuild
v.v.t.
  1. had gehuild
  2. had gehuild
  3. had gehuild
  4. hadden gehuild
  5. hadden gehuild
  6. hadden gehuild
o.t.t.t.
  1. zal huilen
  2. zult huilen
  3. zal huilen
  4. zullen huilen
  5. zullen huilen
  6. zullen huilen
o.v.t.t.
  1. zou huilen
  2. zou huilen
  3. zou huilen
  4. zouden huilen
  5. zouden huilen
  6. zouden huilen
diversen
  1. huil!
  2. huilt!
  3. gehuild
  4. huilend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for huilen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beugler brullen; huilen; janken; krijsen brullen; gillen; janken; loeien; snikken
brailler brullen; huilen; janken; krijsen blèren; brullen; het uitgillen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; tetteren; uitroepen; uitschreeuwen
chialer brullen; huilen; janken; krijsen; schreien emmeren
criailler brullen; huilen; janken; krijsen gillen; krijsen; schreeuwen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
crier brullen; huilen; janken; krijsen aanroepen; blaffen; blèren; brullen; bulderen; gillen; het uitgillen; janken; kraaien; krijsen; krijten; praaien; roepen; schreeuwen; toeroepen; uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
feuler brullen; huilen; janken; krijsen janken; snikken
geindre brullen; huilen; janken; krijsen; schreien dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; etteren; griepen; jengelen; kermen; klieren; kreunen; steunen; uitgieren; zeiken
glapir brullen; huilen; janken; krijsen; schreien blaffen; brullen; gillen; janken; keffen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen
gémir huilen; janken; schreien; wenen emmeren; jammeren; jeremiëren; kermen; klagen; kreunen; misnoegen uiten; over iets mopperen; steunen; verzuchten; weeklagen; zucht slaken; zuchten
hurler brullen; huilen; janken; krijsen blaffen; blèren; brullen; bulderen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; krijsen; razen; schreeuwen; snikken; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitbrullen; uitgieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen; woeden
larmoyer grienen; huilen; janken; schreien; snikken; snotteren; tranen; tranen afscheiden; wenen emmeren; janken; snikken
mugir brullen; huilen; janken; krijsen balken; brullen; foeteren; fulmineren; gillen; het uitgillen; janken; loeien; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
piailler huilen; schreien brullen; emmeren; gillen; janken
pleurer brullen; huilen; janken; krijsen; schreien; tranen; tranen afscheiden; wenen bedroefd zijn; bewenen; janken; snikken; treuren; verdriet hebben
pleurer misère huilen; schreien
pleurnicher brullen; grienen; huilen; janken; krijsen; schreien; snikken; snotteren; tranen; tranen afscheiden; wenen dreinen; drenzen; dwingend huilen; emmeren; jengelen; sniffelen
pousser de cris aigus brullen; huilen; janken; krijsen uitbrullen; uitgillen; uitkrijsen; uitroepen; uitschreeuwen
pousser des cris perçants brullen; huilen; janken; krijsen
rugir brullen; huilen; janken; krijsen brullen; gillen; janken
répandre des larmes huilen; janken; wenen
sangloter grienen; huilen; janken; snikken; snotteren janken; snikken
verser des larmes huilen; schreien
verser des pleurs huilen; janken; wenen

Synonyms for "huilen":


Antonyms for "huilen":


Related Definitions for "huilen":

  1. tranen laten vloeien1
    • hij huilde van vreugde1

Wiktionary Translations for huilen:

huilen
verb
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
huilen pleurer cry — intransitive: to weep
huilen pleurer weep — to cry, shed tears
huilen pleurnicherie whine — a long-drawn, high-pitched complaining cry or sound
huilen pleurnicher; mugir; gémir heulen — ein bestimmtes Geräusch (ein Heulen) erzeugen
huilen pleurer; crier; brailler; chialer; pleurnicher weinen — (intransitiv) Tränen vergießen

Related Translations for huilen